Week 2 Communicatie

COMMUNICATIE
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

COMMUNICATIE

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Voostellen​
  • Lesdoelen​
  • Theorie​
  • Opdracht​
  • Theorie​
  • Evalueren





Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Aan het einde van de les kan je benoemen wat communicatie is;

2. Je kan de begrippen interactie, medium & feedback omschrijven​;

3. Je benoemt verschillende soorten communicatie;




Slide 3 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij
communicatie?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Wat is communicatie?
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.


Bij communicatie gaat het altijd om het uitwisselen van woorden en signalen tussen mensen. Dat kan rechtstreeks, maar steeds vaker gebruiken we hier een medium voor.

Slide 6 - Tekstslide

Soorten communicatie
  1. Eenzijdige communicatie
  2. Tweezijdige communicatie
  3. Verbale communicatie
  4. Non-verbale communicatie

Slide 7 - Tekstslide

Eenzijdige communicatie

  • Eenrichtingsverkeer
  • De zender is nooit tegelijk de ontvanger
  • Vaak via een tussenweg en niet rechtstreeks
Tweezijdige communicatie

  • De ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt
  • Er is sprake van interactie

Slide 8 - Tekstslide

Wat zegt het plaatje?
A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie

Slide 9 - Quizvraag


A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie

Slide 10 - Quizvraag

Het lezen van een informatiebrochure
Intakegesprek met een patient 
Chat in een groepsapp
Eenzijdige communicatie 
Tweezijdige communicatie 
Meerzijdige communicatie 

Slide 11 - Sleepvraag

Verbale communicatie

Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengt.
Non-verbale communicatie

Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.

  • Bewust: Bijv.: zwaaien
  • Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen

Slide 12 - Tekstslide

Noem verschillende manieren van non-verbaal communiceren

Slide 13 - Open vraag

In de communicatie heb je in de basis 3 kernbegrippen: zender - boodschap - ontvanger.
Jeroen legt aan Marloes de nieuwe protocollen uit.
Wie/wat is hier de zender, ontvanger, boodschap?

Slide 14 - Open vraag


A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 15 - Quizvraag


A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 16 - Quizvraag

Interactie
Is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.

Bij interactie reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer.

Slide 17 - Tekstslide

Medium
Communicatie kan direct plaatsvinden tussen twee mensen, maar communicatie kan ook indirect plaatsvinden. Er is dan sprake van een medium: e-mails, telefoontjes, sociale media, radio, televisie en gedrukte media zoals kranten en tijdschriften

Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap.

Wat zijn voordelen? Wat zijn nadelen?

Slide 18 - Tekstslide

Benoem een medium

Slide 19 - Open vraag

Je gaat langs bij een cliënt, hij vertelt dat hij een sombere dag heeft. Jij luistert aandachtig naar hem.
Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

De stagebegeleider geeft feedback aan de stagiaire die onderuitgezakt zit en boos kijkt.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

De stagebegeleider maakt middels een gebaar duidelijk dat de student nog even moet wachten op de gang.
Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

De docent mailt een student dat zij een onvoldoende heeft voor haar opdracht.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Luister opdracht 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Dirk zegt tegen collega Jamila: 'Ik ga zo meneer Driesen helpen. Help jij mevr. Reus?'



Wie is de zender? Wie is de ontvanger? Wat is de boodschap?

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Woorden
Wat wordt er letterlijk gezegd.
Intonatie
Hoe wordt iets gezegd (stemgebruik).

Lichaamstaal
Welke houding, gezichtsuitdrukking en gebaren heeft iemand.

Slide 29 - Tekstslide

Vragen/opmerkingen


Slide 30 - Woordweb

Tot de volgende keer!

Slide 31 - Tekstslide