GYM 5 - vrijdag 28-8 (intro betogen)

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

  1. Waarom is Nederlands nuttig?
  2. Programma
  3. Herhalen stof lj 4
  4. De kunst van het betogen
  5. Aan de slag!
  6. Huiswerk en TaalVout

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is het vak Nederlands nuttig?

Slide 3 - Open vraag

Onder andere hierom dus....

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

En nu weer even serieus.
Het komende jaar:

Letterkunde: literatuurgeschiedenis, 4 boekverslagen:​ 
Dossier 3 (Verlichting & romantiek)​ --> Laagland hf. 14 & 15
Dossier 12 (cabaret)​ 
Dossier 11 (poëzie)​ 
Dossier 9  
(Dossier 10 (Boek/film)​: als het goed is al ingeleverd in klas 4!) 

Slide 7 - Tekstslide

Module: vergelijkbaar met klas 4, schrijf- of spreekopdracht: betoog en beschouwing, debat en gedocumenteerd schrijven.

Tot aan de herfstvakantie: BETOOG.

Slide 8 - Tekstslide

Jaarprogramma
Komt in SOM!

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van de les:


- Herken je leesstrategieën en tekstdoelen.

- Ken je de geschiedenis van betogen.

- Ken én herken je soorten argumenten en redeneringen.

Slide 10 - Tekstslide

Basisregels Lessonup
  1. Je gebruikt je eigen naam.
  2. Bij klassikale uitleg luister je en lees je mee op het scherm.

Slide 11 - Tekstslide

Welke leesstrategieën
zijn er?

Slide 12 - Woordweb

Leesstrategieën
 Oriënterend lezen (onderwerp vaststellen, snel bepalen of iets bruikbaar is)​

 Globaal lezen (deelonderwerpen vaststellen)​

 Intensief lezen (de tekst goed begrijpen, hoofdzaken vinden)​

 Zoekend lezen (bruikbare informatie vinden)​

 Kritisch lezen (betrouwbaarheid beoordelen)​

 Studerend lezen (inhoud onthouden)

Slide 13 - Tekstslide

Welke tekstdoelen
zijn er?

Slide 14 - Woordweb

Tekstdoelen
Informeren --> Uiteenzetting: hoofdgedachte is ..................



Overtuigen --> Betoog: hoofdgedachte is .................



Opiniëren --> Beschouwing: hoofdgedachte is .....................
een constatering: "Het lerarentekort is de afgelopen jaren steeds groter geworden."
een standpunt: "Alle leraren moeten salarisverhoging krijgen."
een vraag: "Wat is de beste oplossing voor het lerarentekort?"

Slide 15 - Tekstslide

Tekstdoelen
Activeren --> Lezer aanzetten om iets te gaan doen: reclame, oproep.



Amuseren --> Vermaken.


Slide 16 - Tekstslide

Betogen

Slide 17 - Tekstslide

Retorica: de kunst van het overtuigen
  • Ontstond in ±500 v.Chr. in Syracuse.
  • Onderdrukte bevolking
  • Terugclaimen van eigendommen: “inzichtelijk maken waarom ze er recht op hebben”
  • “Rechtbank”
  • Sofisten: docenten in welsprekendheid
        Slechte naam

Slide 18 - Tekstslide

Plato (427-347 v.Chr.)
  • “absolute hogere waarheid”
  • Retorica is geen kunst, maar een trucje:
    “Redenaars zijn vleiers van de domme massa”. 
Aristoteles (384-322 v.Chr.) 
  • Onvrede willekeurige manier om tot ‘de waarheid’ te komen.
  • Gaf de retorica wetenschappelijke basis.
- Syllogismen: vaste redeneervormen
- Driedeling: logos (argumentatieleer, om te overtuigen), ethos (karakter/imago spreker, om te behagen), pathos (emoties opgewekt bij de luisteraar, om te emotioneren).

Slide 19 - Tekstslide

2e eeuw v.Chr.: zwaartepunt van Griekenland naar Rome

Hoogtepunt: Cicero (106-43 v.Chr.)
“De Oratore”
“De Inventione”
Indeling van de klassieke rede
Stijldeugden (correct/helder/gepast/verfraaiing)

Slide 20 - Tekstslide

Argumenten & argumenttypen & soorten redeneringen
Standpunt en argument:

Mevrouw Koonings moet de volgende nieuwe rector worden omdat ik vermoed dat ze de juiste kennis daarvoor heeft.




Want-dus-proef
  • Mevrouw Koonings moet de nieuwe rector worden want ik vermoed dat ze politieke kennis heeft.
  • Ze heeft politieke kennis dus mevrouw Koonings moet de nieuwe rector worden.

Slide 21 - Tekstslide

Argumenttypen
- Feiten 
- Normen & waarden 
- Vermoedens 
- Onderzoek of wetenschap 
- Geloof of overtuiging 
- Gezag of autoriteit 
- Nut 
Skiën moet verboden worden want het is verschrikkelijk dat er zoveel bomen worden gekapt.
Ik ben al 28 jaar; ik begin oud te worden.
Mevrouw Koonings moet de volgende nieuwe rector worden omdat ik vermoed dat ze de juiste kennis daarvoor heeft. 
Jongeren moeten stoppen met drinken want uit onderzoek blijkt dat dit slecht voor ze is. 
Ik vind dat iedereen naar de kerk moet gaan want de bijbel schrijft dit zo voor.
In de ANWB-campinggids staat dat dit de mooiste camping is dus daarom gaan we er naartoe.
We moeten iedere week een toets afnemen want dan kunnen we de leerlingen het beste in de gaten houden.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het standpunt?
Ik eet geen biefstuk; het is zielig voor de koeien.

Slide 23 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een argument gebaseerd op gezag.

Slide 24 - Open vraag

Aan de slag!
Lees par. 1.2 - Theorie: argumentatie
Maak opdracht 1 (blz. 9)

Klaar?
Lees 1.2.2 - 'Soorten redeneringen' en maak opdracht 2.
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Bespreken opdracht 1
Par. 1.2 - Theorie: argumentatie

  • Lees de zin voor.
  • Noem het standpunt.
  • Noem het argument en geef aan welk type argument het is. 

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees 1.2.2 & 1.2.3 maak opdracht 2 & 3.

Slide 27 - Tekstslide

Van welk soort redenering is hier sprake?
Pieter gaat bij de Hell's Angels. Hij zal wel een crimineel zijn.

Slide 28 - Open vraag

Van welk soort redenering is hier sprake?

Profvoetballer worden vraagt veel van je. Elke dag trainen en geen feestjes. Van de andere kant kun je wel van je hobby je beroep maken en je verdient veel geld. Ik begrijp wel dat mensen profvoetballer willen worden.

Slide 29 - Open vraag

Lesdoel

Aan het eind van de les:


- Herken je leesstrategieën en tekstdoelen.

- Ken je de geschiedenis van betogen.

- Ken én herken je soorten argumenten en redeneringen.

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk en TaalVout
  • Huiswerk ma 31-8
- Opdracht 2 & 3 blz. 9-11
- Extra opdracht:
Zoek twee social mediaberichten van politici die drogredenen gebruiken (mag binnen- en buitenland!)

Slide 31 - Tekstslide