H5, p3 (20/5) schrijven in stappen

H5, p3 (20/5) schrijven in stappen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H5, p3 (20/5) schrijven in stappen

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 2 - Tekstslide

Nabespreken huiswerk:

Slide 3 - Tekstslide

Doel:
Je leert dat een schrijfproces in stappen verloopt.

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven in 3 fasen

1. Voorbereiden
2. Schrijven
3. Beoordelen/Evalueren

Slide 5 - Tekstslide

Verplaatsen in een ander
Wat weten de volgende lezers wel en niet?

A. Je schrijft voor je klasgenoten een boekrecensie over een boek dat je onlangs gelezen hebt.
B. Je schrijft een uitnodiging voor een schoolfeest voor de hele school.
C. Je schrijft een informatieve tekst over giraffen voor kinderen van 6 jaar oud.

Slide 6 - Tekstslide

Instructie schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht
Voor deze opdracht ga je iets bedenken dat je zelf lekker vindt!

Bedenk iets makkelijks wat je uit je hoofd kan koken of bakken. 

Je maakt daarbij notities. Vanuit die notities schrijf je het recept.


Slide 8 - Tekstslide

Stappen
Stap 1: Zet alles wat je weet op papier.


Zet alles wat je al over de ingrediënten en bereiding weet op papier (Je kunt dit later gebruiken bij het uitwerken van de ingrediëntenlijst en het schrijven van de stappen.)




Slide 9 - Tekstslide

Stap 2 - Ingrediëntenlijst


Maak een ingrediëntenlijst.
Hierin zet je de ingrediënten mét belangrijke eigenschappen en hoeveelheden.
Je zet ze onder elkaar neer.




Slide 10 - Tekstslide

Stap 3,4,5,
Stap 3: Schrijf een inleiding.
Je vertelt hierin hoe je het gerecht of baksel leerde kennen en hoe oud je toen was. Geef aan wat je lekker vindt aan het recept.
Stap 4: Geef het recept een titel. 

Stap 5: Geef aan hoe veel tijd de bereiding kost én voor hoeveel personen het recept is. Zet onder de titel hoe lang de bereiding duurt (evt. opgesplitst in bereidings- en oventijd).


Slide 11 - Tekstslide

LET OP!
Gebruik hoofdletters en leestekens.
Geef genoeg, maar niet te veel informatie. Gebruik bijvoorbeeld alleen bijvoeglijk naamwoorden als deze duidelijkheid geven.

Slide 12 - Tekstslide

LET OP!
Denk ook hieraan: 
Geef bij bereiding in de oven aan op welke stand én temperatuur de oven moet staan.
Geef bij bereiding op een fornuis aan of je het vuur zachtjes of hard moet zetten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Lezen:
bladzijde 101
+
Uitlegvideo

Slide 15 - Tekstslide

Aan het (huis) werk!
Maken:
Hoofdstuk 5, paragraaf 3 (blz 100)
Opdracht 4 tot en met 11

Slide 16 - Tekstslide