Lijdend voorwerp

Gelukkig nieuwjaar!
Hoe gaat het met jullie?
Wat was het leukste dat je deze vakantie hebt gedaan?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Gelukkig nieuwjaar!
Hoe gaat het met jullie?
Wat was het leukste dat je deze vakantie hebt gedaan?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Regels online les 
Boek en schrift klaarleggen
Schrijfopdracht
Invulling les vandaag
We werken met Lesson Up

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Je kunt het lijdend voorwerp van 
een zin vinden. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsdelen hebben we
al geleerd?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
persoonsvorm?
onderwerp?
werkwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
persoonsvorm?
onderwerp?
werkwoordelijk gezegde?
Onderwerp: wie/wat + werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Iedere dag heb ik een mooie wandeling gemaakt. 

  • Iedere dag | heb | ik een mooie wandeling gemaakt. 
  • Iedere dag | heb | ik | een mooie wandeling gemaakt.
  • Iedere dag | heb | ik | een mooie wandeling | gemaakt.




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Gisteren heb ik tot elf uur uitgeslapen.

(schrijf over en zet strepen tussen de zinsdelen)
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Gisteren | heb | ik |  tot elf uur | uitgeslapen.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Op 31 december bakte mijn oom vijftig oliebollen!

(schrijf over en zet strepen tussen de zinsdelen)
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Op 31 december | bakte | mijn oom | vijftig oliebollen!


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Deze vakantie heb ik een lange brief aan mijn oma geschreven. 

(schrijf over en zet strepen tussen de zinsdelen)
timer
1:30

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdeelproef?
Deze vakantie | heb | ik | een lange brief | aan mijn oma | geschreven. 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen (schrijf in je schrift)
  1. persoonsvorm (vragend maken of tijd veranderen)
  2. strepen tussen de zinsdelen
  3. onderwerp (= wie/wat + pv/wg)
  4. gezegde (alle werkwoorden)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaas heeft tien boeken gelezen.
persoonsvorm?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaas heeft tien boeken gelezen.
gezegde?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaas heeft tien boeken gelezen.
onderwerp?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
  • maak opdracht 1 (blz. 106)
  • Let op: je hoeft van deze zinnen alleen de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde te noteren. 
  • Schrijf in je schrift dus per zin:
  1. pv =
  2. ow=
  3. wg=
  • Klaar: begin aan opdracht 2 (blz. 107)
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1

Antwoorden bespreken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp

Kijk mee naar het filmpje

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv =

wg =

ow =


Welke zinsdeel is er over? 

timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow ( wie + pv/wg?)= mijn moeder


over  = een taart, je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag "wat + pv + ow" stelt.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lijdend voorwerp


wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij maakt zijn huiswerk.
lv = ?
A
Hij
B
maakt
C
zijn huiswerk

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ze waarschuwden hem net op tijd.
lv = ?
A
Ze
B
waarschuwden
C
hem
D
net op tijd

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
  • Opdracht 1 (blz. 106)
  • persoonsvorm/onderwerp/werkwoordelijk gezegde staat al in je schrift.
  • Schrijf daar nu bij wat het lijdend voorwerp is.
  • Klaar: doe hetzelfde bij opdracht 2 (blz. 107)
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
Opdracht 1 (blz. 106), zin 1
Wij | hebben | een groot groentepakket | van de buren | gekregen.
pv = hebben
ow = Wij
wg = hebben gekregen

lv= wat/wie + wg + ow?
lv= wat/wie hebben wij gekregen = een groot groentepakket



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1

Antwoorden bespreken

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag!
  • Opdracht 2 (blz. 107)
  • persoonsvorm/onderwerp/werkwoordelijk gezegde staat misschien al in    je schrift.
  • Let op: één zin heeft geen lijdend voorwerp!
  • Klaar: neem even pauze :)
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2

Antwoorden bespreken

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Je kunt het lijdend voorwerp van 
een zin vinden. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De jongens gooiden sneeuwballen

Pv=?
A
de jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?
A
de jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leerlingen hebben hun huiswerk goed gemaakt.
lv = ?
A
De leerlingen
B
hun huiswerk

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij maakte gisterenavond een heerlijke pizza.
Lv=?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Je kunt het lijdend voorwerp van 
een zin vinden. 

Slide 37 - Tekstslide

Lesdoel controleren
Je kunt het lijdend voorwerp van
een zin vinden.
A
Ik vind het makkelijk
B
Ik vind het moeilijk

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak opdracht 3 (blz. 107)
Gebruik je aantekeningen en de uitleg die staat op bladzijde 106

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies