klas 2a OOH, 1.4 grammatica, alle woordsoorten, infinitief, zinsdelen
1.4 Grammatica
- Alle woordsoorten tot nu toe
- Infinitief
- Alle zinsdelen tot nu toe
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
1.4 Grammatica
- Alle woordsoorten tot nu toe
- Infinitief
- Alle zinsdelen tot nu toe
Slide 1 - Tekstslide
Straks kan ik...
- De woordsoorten:
lw,zn, bn, ww, vz, tw vinden.
- De zinsdelen pv, wg, o, lv
benoemen.
- De infinitief herkennen
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling woordsoorten
Lidwoord (lw)
hoort bij een zn
de, het, een
zelfstandig naamwoord (zn)
woord voor mensen, dieren, dingen, planten, namen.
hond, tafel, Oosterhesselen, school, Marjan
bijvoeglijk naamwoord (bn)
geeft informatie over zn
mooi, gave, Duitse
werkwoord (ww)
doe-woorden
rennen, gaan, worden, vinden
voorzetsel (vz)
Woord dat je voor kast of vakantie kunt zetten
tijdens, in, uit, voor, aan, na
telwoord (tw)
geeft een hoeveelheid of een rangorde aan
eerste, honderd, tien, laatste, middelste, weinig
Slide 3 - Tekstslide
Schrijf de drie lidwoorden op.
Slide 4 - Open vraag
Wat is in de volgende zin een bn en wat een zn?
De lieve jongen geeft haar een mooi cadeau.
Slide 5 - Open vraag
Wat is het verschil tussen hoofd- en rangtelwoorden?
Slide 6 - Open vraag
Wat zijn de vz in de volgende zin? (zijn er vier)
Aan de kant van het water staat een hond op de kade te wachten.
Slide 7 - Open vraag
Infinitief
Het hele werkwoord wordt ook wel de infinitief genoemd.
- De jongens aan de overkant van het water staan op de hardlopers te
wachten.
Er staan twee hele werkwoorden in de zin. In dit geval moet je onthouden dat de pv NOOIT een infinitief kan zijn. Dus wachten is in de bovenstaande zin de infinitief.
Slide 8 - Tekstslide
Herhaling zinsdelen
1
Onderstreep de pv en zet zinsdelen
De leerling | overhandigde | haar verslag over groene energie | aan de docent.
2
Zet wg boven het werkwoordelijk gezegde (dus ook boven de pv).
wg
De leerling | overhandigde | haar verslag over groene energie | aan de docent.
3
Vraag: Wie (of wat) + wg? En zet o boven het onderwerp.
o wg
De leerling | overhandigde | haar verslag over groene energie | aan de docent.
4
Vraag: Wie (of wat) + wg + o? En zet lv boven het lijdend voorwerp.
o wg lv
De leerling | overhandigde | haar verslag over groene energie | aan de docent.
Slide 9 - Tekstslide
Welke onderstaande zin is goed in zinsdelen verdeeld?
A
De kinderen | zijn | aan het spelen | op het grasveld.
B
De kinderen | zijn | aan het spelen op het grasveld.
Slide 10 - Quizvraag
Is de persoonsvorm ook altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde?