Year 2 Reading File 1 - Final lesson RF

Reading File 1 
Text 14 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Reading File 1 
Text 14 

Slide 1 - Tekstslide

Today
Finishing the Reading File 

Slide 2 - Tekstslide

Lesson aims
I can correctly answer true/false questions on a text. 
I can understand a text on (the history of) a city. 
I will have corrected all texts of the reading file. 

Slide 3 - Tekstslide

Reading
Please take out your book and read. 

Slide 4 - Tekstslide

Correcting answers
We'll correct the answers to texts 12 and 13. 

Slide 5 - Tekstslide

Correcting answers - text 12
  • a. to abort - afbreken
  • b. to control - beheersen
  • c. to recognise - herkennen
  • d. to confuse predators - roofdieren in de war brengen
  • e. to crash into - ergens tegenaan knallen

Slide 6 - Tekstslide

Text 13 - ANSWERS
  1. firstly
  2. another
  3. On the other hand
  4. moreover
  5. although
  6. but
  7. So, in conclusion
  8. so

Slide 7 - Tekstslide

Text 13 - ANSWERS
For your word file
  • a. to improve - verbeteren
  • b. advantages - voordelen
  • c. surrounded by - omringd door
  • d. to achieve – bereiken
  • e. one’s own - je eigen …

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

True / False
  • Doel: aangeven of een stelling wel/niet ondersteund wordt door de tekst. 
  • Hoe: 
  • 1. Lees de stelling goed. Onderstreep woorden als: not, always, never (woorden die het verschil kunnen maken). 
  • 2. Lees (het deel van) de tekst. Onderstreep de zin waaruit je het antwoord opmaakt. 
  • 3. Een stelling moet helemaal waar zijn om "true" te zijn. 

Slide 10 - Tekstslide

Reading
We will work on text 14 exercise 1 together. 
Read each paragraph and indicate whether the statement is true or false. 

Slide 11 - Tekstslide

Read paragraph 2.
London has some fine Roman remains that can be visited.
A
True
B
False

Slide 12 - Quizvraag

Explain why the statement in false (in Dutch).

Slide 13 - Open vraag

Read paragraph 2, again.
The Tower of London and Westminster Abbey are about the same age.
A
True
B
False

Slide 14 - Quizvraag

Copy the sentence that supports the statement.

Slide 15 - Open vraag

Read paragraph 3 (Though the Tower...)
Lots of bankers andbusinessmen live in the City of London.
A
True
B
False

Slide 16 - Quizvraag

Explain why the statement in false (in Dutch).

Slide 17 - Open vraag

Read paragraph 4.
The court of King Cnut was in Winchester, not in London.
A
True
B
False

Slide 18 - Quizvraag

Copy the sentence that supports the statement.

Slide 19 - Open vraag

Read paragraph 4.
Chelsea is part of Westminster.
A
True
B
False

Slide 20 - Quizvraag

Explain why the statement in false (in Dutch).

Slide 21 - Open vraag

Read paragraph 5.
London is the biggest city in the world.
A
True
B
False

Slide 22 - Quizvraag

Explain why the statement in false (in Dutch).

Slide 23 - Open vraag

Reading comprehension

Answer the questions (2-6) on text 14. 
Refer back to the text if you don't remember an answer. 
Answer in Dutch.
Write your answers in your notebook. 
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Reading File Answers
You can find the answers

Slide 25 - Tekstslide

I understand how to answer true / false questions.
Yes
No
Yes, but I'd still like extra practice

Slide 26 - Poll

Text 10: England at Christmas
1. Feestjes, inkopen doen, kaarten sturen, eten koken.
2. De eerste kerst-catalogus valt al in september in de bus, mensen zijn wekenlang bezig met allerlei kerstvoorbereidingen (zie vraag 1), begin november zie je al kerstversiering en kerstmannen in de etalages.
3. Omdat goede doelen met kerst ook speciale cadeauartikelen verkopen.
4. a) Sommigen gaan naar de kerk, maar de meeste mensen blijven thuis en geven elkaar cadeautjes, dan de kerstlunch. ’s Middags nog meer cadeautjes of een film/wandeling.

b) Veel mensen gaan weer winkelen, omdat het dan uitverkoop is.

Slide 27 - Tekstslide

Text 10: for your word file
a. a multi-faith country - een multi-religieus land, dus met meerdere religies/geloven
b. although - hoewel
c. to last - duren
d. turkey - kalkoen
e. at last - eindelijk
f. depending on - afhankelijk van
g. to deliver - (af)leveren, bezorgen
h. at least - tenminste, minstens
i. one hopes - dat hoop je

Slide 28 - Tekstslide

Text 10: for your word file
j. charities - goede doelen
k. to appear - verschijnen
l. vendors - straatverkopers
m. staff - personeel
n. to get closer - dichterbij komen
o. crowded - druk
p. therefore - daarom
q. a service (in church) - een kerkdienst
r. to look for bargains - zoeken naar koopjes

Slide 29 - Tekstslide

Text 11
a) uitgeven                                  b) hoeveelheid
c) kunnen betalen                    d) afhangen van
e) klusjes doen                           f) omgaan met
g) waarde                                     h) lenen
i) tenzij                                 

Slide 30 - Tekstslide