Herhaling en examenvragen tijdvak 8

Tijdvak 8
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tijdvak 8

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heet tijdvak 8 en van wanneer tot wanneer duurt dit tijdvak?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
*Omstreeks 1800 begin in Groot-Brittannië de industriële revolutie, een ingrijpende maar geleidelijke
verandering van de nijverheid die sneller, grootschaliger en goedkoper ging produceren
*Er ontstond een industriële samenleving, waarin meer dan de helft van de bevolking in de steden woonde en
waarin industrie en diensten de belangrijkste beroepssectoren werden. 
*De industrialisatie verspreidde zich in de tweede helft van de 19e eeuw naar andere Europese landen, de VS en Japan
en in de 20e eeuw naar de rest van de wereld.

Slide 5 - Tekstslide

Discussies over de ‘sociale kwestie’
*De industrialisatie leidde tot het ontstaan van de sociale kwestie: de slechte werk- en  leefomstandigheden van de arbeiders.
 verschillende
*Opvattingen over oorzaken en mogelijke oplossingen naar voren, variërend van niets doen tot ingrijpen door de overheid. 
* Arbeiders richtten vakbonden op om gezamenlijk met werkgevers te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden.

Slide 6 - Tekstslide

De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
De koloniale mogendheden veroverden gebieden die ze gingen besturen. 

*Door de industriële revolutie hadden de Europese landen grote behoefte aan grondstoffen en afzetmarkten en waren 
*Technologische en militaire voorsprong
*Nationalisme: macht en aanzien
*Superioriteitsgevoel; verspreiding Eur beschaving



Slide 7 - Tekstslide

De opkomst van emancipatiebewegingen
*Streven naar gelijke rechten

*Confessionalisme en feminisme 
*katholieken, protestanten en vrouwen. *Belangrijke resultaten van deze bewegingen:
-invoering van gelijke financiering van openbare en bijzondere scholen in 1917 en 
-van het algemeen vrouwenkiesrecht in 1919.

Slide 8 - Tekstslide

Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
*In de 19e eeuw nam bijna overal in Europa de volksinvloed toe,.
*In Groot-Brittannië en Nederland slaagde de
democratisering
*Vanaf 1815 had Nederland een constitutionele monarchie. 
*In 1848 : nieuwe grondwet:
-parlement had nu het meeste macht
*Uitbreiding kiesrecht: 
- algemeen mannenkiesrecht in 1917. 
-algemeen vrouwenkiesrecht in 1919 

Slide 9 - Tekstslide

KA: de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
*Noem van deze stromingen het uitgangspunt.

Slide 10 - Open vraag

Examenvraag 1: In 1858 werd door de gemeenteraad van Londen besloten tot de aanleg
van een nieuw rioolstelsel. Aanleiding hiervoor waren klachten over de stank en de vervuiling van het water van de Theems (die door Londen stroomt) en het ernstig vervuilde drinkwater.

4p Leg uit dat dit besluit paste bij twee kenmerkende aspecten van de negentiende eeuw.

Slide 11 - Open vraag

Antwoord vraag 1
maximumscore 4
Kern van een juist antwoord is:
Dit besluit paste bij
• '(de discussie over) de sociale kwestie', want de overheid/gemeente
wilde iets doen aan de slechte leefomstandigheden 2
• 'de Industriële Revolutie', omdat deze leidde tot vervuiling/groei van de
steden 2

Slide 12 - Tekstslide

Examenvraag 2: Gebruik de bron.
2p Leg uit welke politieke stroming deze prentbriefkaart waarschijnlijk heeft uitgegeven.

Bron: een prentbriefkaart uit de periode 1900-1918 met als onderschrift 'Vervloekte Fabriek':

Slide 13 - Open vraag

Antwoord vraag 2
maximumscore 2
Voorbeeld van een juist antwoord is:
De prent is waarschijnlijk uitgegeven door de socialisten. Er wordt op de
prent een sterfgeval als gevolg van de slechte arbeidsomstandigheden in
de fabriek (vervloekte fabriek) getoond. Deze slechte
arbeidsomstandigheden proberen de socialisten te verbeteren / aan de
orde te stellen.

Slide 14 - Tekstslide

Examenvraag 3: Een bewering:
Het modern imperialisme houdt verband met:
1 industrialisatie in het moederland en
2 nationalisme in het moederland.
4p Ondersteun beide delen van de bewering.

Slide 15 - Open vraag

Antwoord vraag 3
maximumscore 4
Kern van een juist antwoord is:
• Het verband tussen industrialisatie en modern imperialisme is, dat uit
de kolonie grondstoffen gehaald konden worden / de kolonie kon
dienen als (beschermde) afzetmarkt voor de industrie van het
moederland 2
• Het verband tussen nationalisme en modern imperialisme is, dat veel
Europese landen door hun koloniën wilden laten zien hoe sterk/groot
ze waren / koloniën in bezit namen voor hun prestige 2

Slide 16 - Tekstslide