herhalen lesstof 2V H.5 en H.6

Herhalen lesstof repetitie H.5 en H.6
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalen lesstof repetitie H.5 en H.6

Slide 1 - Tekstslide

Het hoofdstuk Fabrikanten en arbeiders hoort bij de Tijd van Burgers en Stoommachines.

Welke jaartallen horen bij dit tijdvak?
(1 punt)
A
1700-1800
B
1750-1850
C
1800-1850
D
1800-1900

Slide 2 - Quizvraag

industrialisatie
sociale kwestie
modern imperialisme

Slide 3 - Sleepvraag

Multi-etnische staat
modern imperialisme
nationalisme
Genocide

Slide 4 - Sleepvraag

 superioriteitsgevoel
Afzetmarkt
Europese landen concurreren met elkaar om wie de meeste macht heeft 
Door de industriële revolutie zijn er veel grondstoffen nodig om de machines draaiende te houden 
Economische oorzaak
modern imperialisme 
Politieke oorzaak
modern imperialisme 
Culturele oorzaak
modern imperialisme 

Slide 5 - Sleepvraag

WAPENWEDLOOP
NATIONALISME
FRANS-DUITSE OORLOG
MODERN-IMPERIALISME
BONDGENOOTSCHAPPEN

Slide 6 - Sleepvraag

Azië en Afrika
economisch
GB en Frankrijk
invloedssferen
koloniaal
nationalisme
protectoraat
modern imperialisme
superioriteitsgevoel

Slide 7 - Sleepvraag

Verbind de oorzaken met de bron. 
Modern-
imperialisme
Nationalisme
Militarisme
Wapenwed-
loop
Bondgenoot-
schappen

Slide 8 - Sleepvraag

Nationalisme
Wapenwedloop
Modern Imperialisme
Militarisme

Slide 9 - Sleepvraag

Voor industrialisatie
Na industrialisatie
modern imperialisme
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
windkracht, waterkracht
Steden ontstaan

Slide 10 - Sleepvraag

veelvolkerenstaat
bondgenootschappen
modern imperialisme
nationalisme

Slide 11 - Sleepvraag

Wapenwedloop
Veelvolkerenstaat
Directe aanleiding 1e WO
Révanchisme
Modern imperialisme

Slide 12 - Sleepvraag

Er worden verschillende revoluties genoemd om de ontwikkelingen in deze tijd te beschrijven.
Welke 3 revoluties ken jij? Noem deze 3 revoluties

Slide 13 - Open vraag

Welke uitvinding zie je op de afbeelding?
A
Stoommachine
B
Waterframe
C
Spinning Jenny
D
Schietspoel

Slide 14 - Quizvraag

Welke vorm van arbeid wordt er in de bron beschreven? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Bij welke ontwikkeling past deze grafiek. Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Open vraag

Hoofdstuk 5 gaat over fabrikanten en arbeiders, daar ontstaan veel problemen.
Noem 2 voorbeelden van deze problemen.

Slide 17 - Open vraag

Waar werden fabrieken niet gebouwd?
A
Rivieren
B
Steden
C
Platteland
D
Spoorwegen

Slide 18 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 19 - Quizvraag

Ingrijpende verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
A
Industrialisatie
B
Industrie
C
Industriële revolutie
D
Industriële samenleving

Slide 20 - Quizvraag

Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Groot-Brittannië
D
Spanje

Slide 21 - Quizvraag

De industriële revolutie begon daar omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 23 - Quizvraag

Industriële Revolutie
wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie

Slide 24 - Quizvraag

De industriële revolutie begon daar omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
Zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
Er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 25 - Quizvraag

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van de industriële revolutie
A
Modern Imperialisme
B
Urbanisatie
C
Sociale Kwestie
D
Landbouwrevolutie

Slide 27 - Quizvraag



Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw

Slide 28 - Quizvraag

Wat is modern imperialisme?
timer
0:20
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 29 - Quizvraag

Kenmerkend voor het Modern Imperialisme is:
A
Het stichten van handelsposten
B
Het bouwen van industrie
C
Koloniale gebieden gebruiken voor grondstoffen en als afzetmarkt
D
Het creëren van een monopolie

Slide 30 - Quizvraag

Modern Imperialisme?
A
Periode 1870-1900 in Amerika
B
Periode 1870-1970 in Azië en Afrika
C
Periode 1870-1900 in Azië en Afrika
D
Periode 1870-1900 in Azië en Australië

Slide 31 - Quizvraag

Wat hoort er bij de Conferentie van Berlijn?
A
Dit was een conferentie om Afrika te bekeren tot het christendom
B
Otto von Bismarck
C
Dit was een conferentie om Afrika te verdelen binnen Europese mogendheden
D
De conferentie was een groot succes

Slide 32 - Quizvraag

Spotprent:
Wat zie je? beschrijf 3 beeldelementen

Slide 33 - Open vraag

Wat zie je op deze spotprent?
timer
1:00

Slide 34 - Open vraag