In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Leerjaar / Niveau : 1KGT
Vak: Biologie/verzorging
Onderwerp: SO Ordening
3.1 t/m 3.3
Aantal vragen: 20. Maximaal te behalen punten: 22.
Je hebt een voldoende bij 11 punten. Toegestane tijd: 40 min.
Te gebruiken hulpmiddelen: geen.
Instructies:
Lees de vragen goed door en geef zo goed mogelijk antwoord.
Klik bij open vragen altijd op de knop 'bewaren'.
Heb je vragen, vraag de docent om hulp.
Check voordat je de toets inlevert of je alle vragen hebt ingevuld.
Ben je klaar? Lever dan de toets in!
Slide 1 - Tekstslide
Meerkeuzevragen
Geef bij de volgende vragen aan of de bewering
juist of onjuist is.
Slide 2 - Tekstslide
1. Een sponsdier is veelzijdig symmetrisch.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
2. In deel P van de plant in de afbeelding worden zaden gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
3. Geleedpotige dieren hebben een uitwendig skelet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
4. De kruisspin in de afbeelding is veelzijdig symmetrisch.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
5. De zee-egel uit de afbeelding behoort tot de neteldieren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
6. Bij het indelen van het dierenrijk moet je kijken naar het skelet en naar de symmetrie van het dier.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
7. De inktvis uit de afbeelding behoort tot de weekdieren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
8. Stekelhuidigen hebben GEEN skelet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Meerkeuzevragen
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
Beantwoordt met A, B, C of D.
Slide 11 - Tekstslide
9. Bij welke van deze planten vindt de voortplanting plaats door middel van sporen?
A
Alleen bij het haarmos.
B
Alleen bij het haarmos en de mannetjesvaren.
C
Alleen bij de paardenbloem en de dennenboom.
D
Bij de mannetjesvaren, de paardenbloem en de dennenboom.
Slide 12 - Quizvraag
10. Bij welke groep van de dieren hebben de dieren hoornvezels tussen de cellen?
A
Bij de neteldieren.
B
Bij de sponsdieren.
C
Bij de stekelhuidigen.
D
Bij de weekdieren.
Slide 13 - Quizvraag
11. Van welk rijtje dieren horen ALLE dieren tot de gewervelden?
A
Zee-egel - leeuw -
goudvis
B
Worm - ratelslang - ijsvogel.
C
Pinguïn - kikker -
haai.
D
Pad - aap - kreeft.
Slide 14 - Quizvraag
12. In de afbeelding staan zes dieren getekend.
Welk dier is veelzijdig symmetrisch?
A
Dier 1 en 2.
B
Dier 2 en 3.
C
Dier 5 en 6.
D
Geen van deze dieren.
Slide 15 - Quizvraag
13. In de afbeelding staan zes dieren getekend.
Welke van deze dieren zijn gewervelde dieren?
A
Dier 3 en 6.
B
Dier 2, 5 en 6.
C
Dier 1, 3 en 5.
D
Dier 2, 3, 5 en 6.
Slide 16 - Quizvraag
14. Lees de tekst.
Bij welk rijk hebben de organismen deze kenmerken?
A
Bij het rijk van de bacteriën.
B
Bij het rijk van de dieren.
C
Bij het rijk van de planten.
D
Bij het rijk van de schimmels.
Slide 17 - Quizvraag
15. Bij welk rijk kunnen de organismen bladgroenkorrels in de cellen hebben?
Bij het rijk van de ...
A
Bacteriën.
B
Dieren.
C
Planten.
D
Schimmels.
Slide 18 - Quizvraag
16. Kijk naar de antwoorden.
Bij welke groep van het dierenrijk hebben de dieren een uitwendig skelet?
A
Bij de geleedpotigen.
B
Bij de neteldieren.
C
Bij de sponzen.
Slide 19 - Quizvraag
17. Lees de tekst.
Wie doet of doen een juiste bewering?
A
Geen van beiden.
B
Alleen Lizzy.
C
Alleen René.
D
Beide leerlingen.
Slide 20 - Quizvraag
18. Lees de tekst.
Wie doet of wie doen een juiste bewering?
A
Geen van beiden.
B
Alleen Lizzy.
C
Alleen René.
D
Beide leerlingen.
Slide 21 - Quizvraag
Open vragen
Geef bij de volgende vragen zelf antwoord.
Lees de vraag goed en kijk goed WAT er gevraagd wordt!
Slide 22 - Tekstslide
19. In de afbeelding is een haai getekend. Een haai heeft een inwendig skelet en is tweezijdig symmetrisch.
Bij welke groep van de 6 groepen van het dierenrijk, kun je de haai indelen?
Slide 23 - Open vraag
20. De twee honden uit de afbeelding zijn van twee verschillende rassen, Teckel en Jack Russell. De honden kunnen samen voortplanten en de nakomelingen zijn vruchtbaar.
Behoren deze twee honden tot dezelfde soort? Leg je antwoord uit.
Slide 24 - Open vraag
Klaar!
Je hebt nu alle vragen gehad. Controleer VOORDAT je de toets inlevert of je alles hebt ingevuld.