Poëzieproject 24-25

Poëzieproject 24-25
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzieproject 24-25

Slide 1 - Tekstslide

Doel(en) van dit project
-Je weet wat poëzie is
-Je weet met welke redenen dichters poëtische teksten schrijven
-Je kent herkent verschillende rijmvormen en rijmschema's 
-Je herkent verschillende vormen van beeldspraak en stijlfiguren
-Je kunt met behulp van AI zelf een poëtische tekst maken.
-Je kunt een gedicht uit je hoofd voordragen.

LET OP: het projectboekje wordt ook beoordeeld op netheid, dus wees er zuinig op.

Slide 2 - Tekstslide

Les 1 
50- woordengedicht

Schrijf deze zo netjes mogelijk over in je projectboekje. Let op hoofdlettergebruik

Slide 3 - Tekstslide

Les 2
Woorden die op elkaar rijmen:
Allemaal- verhaal / kinderen- minderen.

Klank hetzelfde --> klemtoon niet:
Fantasie --> biologie   maar niet op andijvie

Slide 4 - Tekstslide

Rijmvormen
Beginrijm: eerste woord rijmt op het eerste woord in de regel erna

Vlammen vlogen langs de lucht,
Rammen renden met veel zucht.
Dammen braken in het dal,
Stammen huilden in het hal.

Slide 5 - Tekstslide

Rijmvormen
Middenrijm: het middelste woord rijmt op het middelste woord van de regel erna.

De maan scheen zacht op het stille meer,
in zijn leen lag het licht als een glazen sfeer.
De nacht wees traag naar een dromend land,
waar het vlees van dromen zich losjes spant.

Slide 6 - Tekstslide

Rijmvormen
Eindrijm: het laatste woord rijmt op het laatste woord van de regel erna

De maan schijnt fel in de nacht,
De sterren twinkelen met volle kracht.
De lucht is koud, de wereld stil,
Een vredevol moment, mijn hart is wild.

Slide 7 - Tekstslide

Rijmvormen
Klinkerrijm: rijmt niet perfect

Kunnen we één seconde terug
Waarom maak je alles stuk

Slide 8 - Tekstslide

Rijmschema's
Het rijmschema van een gedicht geeft aan welke regels op elkaar rijmen. De regels die rijmen krijgen dezelfde letter. 


De tijd vliegt, maar de dagen gaan traag (A)
Een jaar is zo voorbij, terwijl de uren (B)
Elk wel een eeuwigheid lijkt te duren (B)
En morgen wordt als gisteren en vandaag (A)


Uit: Jean Pierre Rawie, Raadsel (2012).


Slide 9 - Tekstslide

Rijmschema's
Drie rijmschema's kennen:

Gepaard rijm        -  AABB
Gekruist rijm        -  ABAB
Omarmd rijm       -  ABBA / CDDC

Slide 10 - Tekstslide

Welk rijmschema hoort erbij?

De koning van Ba-bong
Die heeft een lange tong
Die rolt hij 's avonds op een spoel
en legt hem naast zich op een stoel

Slide 11 - Tekstslide

Welk rijmschema hoort erbij?

Er waren eens die meneren
heel deftig en heel oud.
Die wilden gaan kamperen.
Kamperen in het woud.

Slide 12 - Tekstslide

Welk rijmschema hoort erbij?

Ik ben de kat Hieronymus. of eigenlijk de kater.
Ik ben geen zachte, lieve poes
geen dot. geen schat. geen lieve snoes.
Ik ben een mensenhater.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht bij gedicht
De Zee
De zee neemt, de zee geeft.
Het wordt je dood of je overleeft.


De zee wordt geliefd, de zee wordt gehaat,
Omdat hij soms streelt, omdat hij soms slaat.


De zee neemt, de zee geeft.
Het zeil gaat omhoog, het zeil wordt gereefd.


De zee wordt geliefd, de zee wordt gehaat
.........................................................

Hans Hagen
(Uit: Yuna’s maan)






Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2.2
1. Waaraan kun je zien dat het een gedicht is. Noem twee dingen.
2. Waar gaat het gedicht over? Wat neemt de zee? Wat geeft de zee? Probeer eens twee dingen te noemen die de zee geeft en de zee neemt.
3. Noteer het rijmschema. Zet letters achter de zinnen. Alle zinnen die rijmen krijgen dezelfde letter. Je begint bij A.
4. Bedenk en schrijf in het onderste tekstvak nog een zin die bij dit gedicht zou kunnen passen.

Slide 15 - Tekstslide

Les 3- manieren van rijmen
1. Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm
Een paard heeft een staart.
Je bent een rund als je met vuurwerk stunt

2. Rijmende woorden aan het eind van regels, noem je eindrijm
Zodra de boer begon te zaaien,
landden alle kraaien

Slide 16 - Tekstslide

Beeldspraak 
Vergelijking beeld en object worden met elkaar vergeleken
  • Een boom van een kerel versperde de weg
  • De bokser, een grote beer, stond een moment onbewogen in de ring.
  • Zij klimt zo snel als een aap.
  • Een schat van een vrouw

Slide 17 - Tekstslide

Stijlfiguren
Bijzondere vormen van taalgebruik:

1. Eufemisme
2. Understatement
3. Hyperbool
4. Herhaling

Slide 18 - Tekstslide

Stijlfiguur- Eufemisme
Verzachtende uitdrukking. Vaak gebruikt bij onderwerpen als dood, ziekte, seks of misdaad.

Hij is heengegaan (hij is doodgegaan/gestorven)
Hij is rustig ingeslapen (hij is doodgegaan/gestorven)
Hij is werkzoekende (hij is werkloos)

Slide 19 - Tekstslide

Stijlfiguur- Understatement
Opzettelijke kleinering of verkleining waardoor het extra opvalt.

Die Cristiano Ronaldo kan wel een aardig balletje trappen.
Vandaag hebben we het Witte Huis gezien, best een leuk stulpje.
De Duitsers waren niet heel welkom toen ze in 1940 ons land binnenvielen.

Slide 20 - Tekstslide

Stijlfiguur- Hyperbool
Een overdrijving

Ik lach me dood
Toen hij jarig was, werd hij bedolven onder de cadeautjes

Slide 21 - Tekstslide

Stijlfiguur- Herhaling
Woorden worden herhaald, maar net wat anders (qua toon)

Uur na uur zagen we hetzelfde
Ik ben het zat, zat, zat.
Drommels, drommels en nog eens drommels.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 3.1
Bedenk minimaal VIJF woorden die je wilt gebruiken in je eigen gedicht. 

Schrijf deze vijf woorden op in je projectboekje.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 3.1
Laat ChatGPT een gedicht maken met deze vijf woorden. Bedenk goed hoe je de vraag aan ChatGPT stelt. 

Slide 24 - Tekstslide

Les 4- Opdracht 3.2
We werken met onze eerste opzet. Deze heb je opgeschreven (en opgeslagen in Word) in je projectboekje bij opdracht 1.

1. Kijk welke rijmschema's er zijn. 
2. Welk rijmschema wil jij in je gedicht? 
3. Geef een nieuwe opdracht aan ChatGPT. (Gebruik je gedicht en laat ChatGPT er een door jou gekozen rijmschema aan toevoegen. 
4. Schrijf je vernieuwde gedicht op. Sla ook deze weer op in Word.

Slide 25 - Tekstslide

Les 5- opdracht 3.3
We werken met het gedicht van opdracht 2.  Deze heb je opgeschreven (en opgeslagen in Word) in je projectboekje bij opdracht 2

1. Kijk welke vormen van beeldspraak er zijn (vergelijking).
2. Geef een nieuwe opdracht aan ChatGPT. Let  goed op hoe je de opdracht geeft. Controleer ook of ChatGPT het goed heeft gedaan.  
3. Schrijf je vernieuwde gedicht op. Sla deze weer op in Word.

Slide 26 - Tekstslide

Beeldspraak 
Vergelijking beeld en object worden met elkaar vergeleken
  • Een boom van een kerel versperde de weg
  • De bokser, een grote beer, stond een moment onbewogen in de ring.
  • Zij klimt zo snel als een aap.
  • Een schat van een vrouw

Slide 27 - Tekstslide

Les 6- opdracht 3.4
Kijk in de theorie welke stijlfiguren er zijn. Bedenk welk stijlfiguur er in je gedicht moet komen. Gebruik het gedicht uit opdracht 3 en geef ChatGPT een nieuwe opdracht om jouw gekozen stijlfiguur te verwerken in jouw gedicht. 

Slide 28 - Tekstslide