spelling - toets 1 februari - g1

spelling & werkwoordspelling
g1
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

spelling & werkwoordspelling
g1

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
- hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens gebruiken
- komma's gebruiken
- verkleinwoorden correct spellen
- persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen
- informatie over spelling, meervoud, trappen van vergelijking opzoeken in een woordenboek 
- woorden met -i, -ie en -y goed spellen. 
- de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen
- de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen
- voltooide en onvoltooide deelwoorden correct spellen

Slide 2 - Tekstslide

Je moet leren (SOM): 

blz. 34 t/m 37 (Kijk goed naar opdr. 4 en 5 van blz. 35)
blz. 66 t/m 69 (Kijk goed naar opdr. 3, 4 en 6 van blz. 67)
blz. 100 - 101
blz. 132 - 133

Onderdelen:
hoofdletters en leestekens
spelling in het woordenboek
werkwoordspelling: tegenwoordige tijd, verleden tijd (sterke en zwakke werkwoorden), voltooid en onvoltooid deelwoord


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ga je leren voor de toets?
- Maak een overzicht van de theorie (de groene blokken). Schrijf het op in je eigen woorden. 
- Maak de opdrachten die je moeilijk vond nog een keer.
- Oefen extra opdrachten op de site van de methode (via SOM naar leermiddelen). 
- Schrijf de woorden van de opdrachten die je moet leren nog een keer op. 
- Maak een oefentoets voor een klasgenoot. 
- Oefen met werkwoordspelling op www.cambiumned.nl. 

Slide 5 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
stellende trap --> vergrotende trap --> overtreffende trap

lief - liever - liefst
groot - groter - grootst
goed - beter - best
moe - moeër - moest

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag:
- Uitleg werkwoordspelling
- Nakijken gemaakte opdrachten vorige week
- Lever een foto in van je nagekeken werk bij opdrachten in Teams

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 8 - Tekstslide

Vandaag:
leer je hoe je persoonsvormen in de tegenwoordige en in de verleden tijd moet spellen. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een werkwoord?

Slide 10 - Open vraag

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 11 - Open vraag

Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

(PV) Waarom heb jij je fiets niet meegenomen?
A
Waarom
B
heb
C
jij
D
meegenomen

Slide 13 - Quizvraag

persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
ik      verf / aai / droom / vind
jij (+t)    verft / aait / droomt / vindt
Let op: als je/jij achter de pv staat en je kunt het vervangen door je/jij, dan schrijf je de ik-vorm
Vind je het gezellig? (Vind jij het gezellig?)
Vindt je zus het gezellig? (*Vind jij zus het gezellig?)
hij/zij/het (+t)    verft / aait / droomt / vindt
wij -en       verven / aaien / dromen / vinden


Slide 14 - Tekstslide

pvtt
Wat (voorspellen) het weerbericht?
A
voorspeld
B
voorspel
C
voorspelt
D
voorspelde

Slide 15 - Quizvraag

pvtt
Waarom (worden) jij zo boos?
A
wordt
B
word
C
werd
D
worden

Slide 16 - Quizvraag

pvtt
(Zenden) je klasgenoot hem morgen nog even een berichtje?

Slide 17 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een sterk werkwoord.

Slide 18 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een zwak werkwoord.

Slide 19 - Open vraag

Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord

Slide 20 - Tekstslide

persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- sterke werkwoorden
Hier zijn geen regels voor. Die moet je gewoon kennen. (strijd-streden, lopen-liep, gaan-ging, worden-werden)

- zwakke werkwoorden
Voor deze werkwoorden gebruik je KoFSCHiPTaXi.

Slide 21 - Tekstslide

pvvt - zwakke werkwoorden
1. Neem de stam (hele werkwoord - en).
aai - droom - verv - fax - wacht
2. Staat de laatste letter van de stam in
KoFSCHiPTaXi?
Ja = + te(n)   Nee = + de (n)
aaide / droomde / verfde / faxte / wachtte

Slide 22 - Tekstslide

pvvt
(Hoeven) jullie geen huiswerk te maken?
A
Hoeven
B
Hoefde
C
Hoefte
D
Hoefden

Slide 23 - Quizvraag

pvvt - Het nieuwtje (verspreiden) zich door de school.

Slide 24 - Open vraag

pvvt - Het rotsblok (vallen) op de geparkeerde auto.

Slide 25 - Open vraag

pvvt- De koeien (loeien) toen we bij het hek stonden.

Slide 26 - Open vraag

pvvt - Hij (vergroten) zijn voorsprong,.

Slide 27 - Open vraag

pvvt Hij (skaten) gisteren naar huis.

Slide 28 - Open vraag

Snap je hoe je de persoonsvorm moet spellen in de tegenwoordige en in de verleden tijd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Maken (blz. 100 - 101) :
opdr. 1 t/m 4

Morgen: opdr. 1 t/m 3 af. Lever een foto in bij opdrachten in Teams. 

Slide 30 - Tekstslide

Vandaag:
-Leer je hoe je het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord moet spellen. 
- nakijken huiswerk (opdr. 1 t/m 3, blz. 100 - 101).
- Maken opdr. 4 (blz. 101) 
- Maken opdr. 1 t/m 4 (blz. 132 - 133). Hier gaan we morgen in de les mee verder. 

Slide 31 - Tekstslide

Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord

Slide 32 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een voltooid deelwoord.

Slide 33 - Open vraag

voltooid deelwoord (vd)
- Het voltooid deelwoord heeft altijd een ander werkwoord nodig (hulpwerkwoord). 
- Een voltooid deelwoord schrijf je hetzelfde als de pvvt. Dat betekent dat als de pvvt met een -t geschreven wordt, het vd ook met een -t geschreven wordt. 

vertrekken - vertrokken / gaan - gegaan / werken - gewerkt / aaide - geaaid / verfde - geverfd

Slide 34 - Tekstslide

vd De straat was (bezaaien) met vuurwerkresten.

Slide 35 - Open vraag

vd - De voorzitters zijn gisteren (aftreden).

Slide 36 - Open vraag

vd - Zij heeft mij altijd goed (begeleiden).

Slide 37 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een onvoltooid deelwoord.

Slide 38 - Open vraag

het onvoltooid deelwoord (od)
infinitief (=hele werkwoord) +d

zingend / lopend / fietsend / lachend / dromend 

Slide 39 - Tekstslide

OD of VD?
De kinderen werden naar huis (gebracht).
A
od
B
vd

Slide 40 - Quizvraag

OD of VD?
De kinderen hebben (juichend) hun cadeau in ontvangst genomen.
A
od
B
vd

Slide 41 - Quizvraag

OD of VD?
De kinderen hebben juichend hun cadeau in ontvangst (genomen).
A
od
B
vd

Slide 42 - Quizvraag

pvtt-pvvt-od-vd

Macaroni (lusten) de grijsaard gisteren niet.

Slide 43 - Open vraag

pvtt-pvvt-od-vd

(Lachen) stond hij bovenaan de piste.

Slide 44 - Open vraag

pvtt-pvvt-od-vd
Na lang aarzelen (aanvaarden) hij nu zijn nieuwe functie

Slide 45 - Open vraag

pvtt-pvvt-od-vd
Er (barsten) hevig onweer los, toen we gisteren naar huis fietsten.

Slide 46 - Open vraag

pvtt-pvvt-od-vd
Gisteren heeft Sophie Pieter op een blikje cola (trakteren).

Slide 47 - Open vraag

Snap je hoe je het voltooid deelwoord en het onvoltooid deelwoord moet spellen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Je hebt nu alle werkwoordsvormen gehad. Welke vind je nog lastig?
pvtt
pvvt
vd
od
geen

Slide 49 - Poll

Nu:
 nakijken huiswerk (opdr. 1 t/m 3, blz. 100 - 101).
- Maken opdr. 4 (blz. 101)
- Maken opdr. 1 t/m 4 (blz. 132 - 133). Hier gaan we morgen in de les mee verder. 

Slide 50 - Tekstslide

Vandaag:
- Afmaken opdr. 4 (blz. 101)
- Afmaken opdr. 1 t/m 4 (blz. 132 - 133).
- Antwoorden nakijken en verbeteren (antwoorden staan in SOM). Lever een foto in van je nagekeken werk bij de opdracht in Teams.
- Maak een planning om de toets voor te bereiden.

Slide 51 - Tekstslide