Lezen H5 + H6: Functiewoorden

FUNCTIEWOORDEN
H5 + H6 Lezen 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

FUNCTIEWOORDEN
H5 + H6 Lezen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van de les weten de leerlingen van 3 HV wat functiewoorden zijn. De leerlingen kunnen de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden benoemen en ze toepassen op verschillende alinea’s in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een tekstgedeelte (een of meer zinnen of een of meer alinea's) heeft binnen een tekst een bepaalde functie. Deze functie kun je aanduiden met een functiewoord.

aanbeveling, aanleiding, constatering, gevolg, oorzaak, oplossing, probleemstelling, samenvatting, uitwerking en verklaring. 

VWO ook tegenwerping en weerlegging -> ook H6 signaalwoorden 



FUNCTIEWOORDEN

Slide 3 - Tekstslide

Uitlegvideo 
Hoe kun je de functie van een tekstgedeelte dan herkennen?
Wat is de functie van de onderstaande alinea?
Kies uit: aanleiding, oplossing of samenvatting.

Kortom, er blijken verschillende oorzaken te zijn voor het feit dat mensen graag naar muziek luisteren. Ze leren er hun emoties door kennen en als ze samen met anderen naar muziek luisteren, vergroot dat hun gevoel van verbondenheid.



FUNCTIEWOORDEN

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HAVO:
A) Aanbeveling - Een aanbeveling is een goede raad. De schrijver doet een suggestie voor de oplossing van een probleem. mijn advies is...; het lijkt mij het beste dat...
B) Aanleiding - Een aanleiding is een actuele gebeurtenis die de schrijver gebruikt om zijn tekst aan op te hangen. Staat meestal aan het begin van de tekst.
C) Constatering - De schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een bepaalde waarneming. Soms beschrijft hij het verschijnsel ook. 
D) Probleemstelling - De schrijver geeft aan over welk probleem zijn tekst gaat,
hij benoemt en omschrijft dat probleem.
E) Uitwerking - De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd. 
F) Verklaring - De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is. Hij maakt een verschijnsel of situatie begrijpelijk.

VWO:
G) Tegenwerping - een reactie op een bepaalde mening of stelling. Kan ook een argument zijn tegen een eerdere gegeven mening.
H) Weerlegging - De schrijver toont aan dat een (aantal) argument(en) niet klopt. een sterke ontkrachting van een argumentatie.




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen functiewoord
A
Oorzaak
B
Tegenwerping
C
Anekdote
D
Gebeurtenis

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een functiewoord?
A
Een woord waarmee de functie van een tekstdeel wordt omschreven.
B
Een woord met een belangrijke functie in een tekst.
C
Een woord dat aangeeft welke functie iemand heeft binnen een bepaald bedrijf.
D
Een woord in de tekst dat duidelijk maakt welke functie dat tekstdeel heeft.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een functiewoord?
A
Dit zegt iets over een verband in de tekst
B
Een woord dat in de tekst staat
C
Het woord zegt iets over de functie van tekstdeel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan welke functie een bepaald tekstgedeelte heeft.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoelt.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen functiewoorden?
A
Die geven aan wat een schrijver wil doen met een alinea.
B
Die geven aan wat de betekenis is van de alinea.
C
Die geven aan wat de schrijver bedoeld.
D
Die geven aan waar je belangrijke informatie kan vinden.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden.
Wat is een probleemstelling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén functiewoord?
A
concluderend
B
aanbeveling
C
probleemstelling
D
conclusie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden.
Wat is een tegenwerping?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk nakijken
HAVO opdracht 2 (blz  147) opdracht 7
In een goedwerkend recyclesysteem gaat het zo:                                  Maar bij plastic gaat het zo:
• Het grootste deel van het geproduceerde materiaal                          • Slechts 51 procent van het geproduceerde materiaal wordt        wordt opgehaald.                                                                                                     opgehaald. 
• Het grootste deel van het geproduceerde materiaal wordt             • Slechts 30 procent wordt hergebruikt, maar dan voor  zonder kwaliteitsverlies hergebruikt.                                                                                toepassingen van lage kwaliteit.
 • Het systeem betaalt zichzelf terug.                                                            • Het systeem kost bedrijven en consumenten jaarlijks 120                                                                                                                                                    miljoen euro.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden vs functiewoorden
Wat is het verschil?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H6
Functiewoorden (2)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functiewoorden
Naast de functiewoorden aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring, bestaat er nog een aantal functiewoorden:
  • afweging            
  • anekdote           
  • definitie
  • nuancering
  • tegenwerping (ook al behandeld in eerdere sheet)
  • vraagstelling
  • aanleiding (VWO)
  • constatering (VWO)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweging
De schrijver heeft bijvoorbeeld voor- en nadelen gegeven of voor- en tegenargumenten. Nu moet hij bepalen wat het belangrijkste is, voordat hij een conclusie trekt. Afwegen is dus zoiets als 'vergelijken'.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anekdote
De schrijver vertelt een (waargebeurd en meestal grappig) verhaaltje als illustratie (voorbeeld) bij het onderwerp van een tekst. Anekdotes komen nogal eens voor in de inleiding van een tekst.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitie
Zeer nauwkeurige beschrijving van een woord of begrip.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nuancering
Een nuancering is een verfijning of een kleine aanpassing van een bewering of stelling. De schrijver geeft bijvoorbeeld eerst zijn mening over iets en formuleert die vervolgens iets preciezer of maakt die mening wat minder zwart-wit.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwerping
Een tegenwerping is een reactie op een bepaalde mening of stelling. De ene persoon vindt iets, de ander stelt daar een andere opvatting tegenover. Een tegenwerping kan ook een argument zijn tegen een eerder gegeven mening.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagstelling
De schrijver geeft aan welke vraag in (een deel van) zijn tekst centraal staat.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanleiding (VWO)
een actuele gebeurtenis die de schrijver gebruikt om zijn tekst aan op te hangen.
-> begin van de tekst

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constatering (VWO)
De schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een bepaalde waarneming.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor de volgende keer
Havo:
H6 lezen: 
opdracht 2 blz. 179 + 180

VWO
H6 lezen:
opdracht 2 blz.  182 + 183

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies