bespreken proefwerk hst 4 - De wereld na de oorlog (H3)

Bespreking PW HST4 - havo3
Nakijken proefwerk / tips en trucs
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bespreking PW HST4 - havo3
Nakijken proefwerk / tips en trucs

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren?

Je leert een strategie om chronologievragen goed te maken

Je leert het verschil tussen oorzaak - aanleiding en gevolg

Je leert het verschil tussen verandering en continuïteit

Je leert tips en trucs om op een pw-en vragen te beantwoorden

Je leert bronnen beoordelen




Slide 2 - Tekstslide

Hoe ga je dat allemaal leren?

Door goed op te letten en aantekeningen te maken tijden de bespreking van het proefwerk over hst4.

Bij de bespreking heb je je mobiele telefoon nodig.

Let op! Het gaat snel en zorg dat je erbij blijft.

Slide 3 - Tekstslide

Spelregels

Je let op en je gebruikt je mobiele telefoon alleen voor de les.

Als je het niet eens bent met de beoordeling van je proefwerk dan schrijf je dat (gemotiveerd) op een blaadje en dat lever je in.

Je krijgt schriftelijk feedback op je vragen.

Als je wat wilt vragen over de les, dan steek je eerst je vinger op!


Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1 - Chronologie

Bij deze vraag moet je feiten in de juiste volgorde zetten.

HIervoor moet je kennis hebben van de 10 tijdvakken en hun kenmerkende aspecten!

Ga in de elke zin op zoek naar aanwijzingen bij welk KA of welk tijdvak dat feit hoort.

Noteer uit welk tijdvak de feiten komen, dan is het een kwestie van op volgorde zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zie je bij vraag 1, feit A, welk tijdvak bedoeld wordt?

Slide 6 - Woordweb

Hoe zie je bij vraag 1, feit B, welk tijdvak bedoeld wordt?

Slide 7 - Woordweb

Signaalwoorden bij vraag 1

A - Kruisridders - Tijdvak 4

B - Verlichting - Tijdvak 7

C - De Nederlandse Republiek - Tijdvak 6

D - De Renaissance - Tijdvak 5

E - Televisie - Tijdvak 10

F - Het imperialisme - Tijdvak 8

G - Griekse Filosofie (denken) - Tijdvak 2

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 1


De juiste volgorde

G - A - D - C - B - F - E


Je krijgt 2 punten als je alles juist hebt. Je krijgt nog 1 punt als een foute letter op de goede plaats kan worden gezet en de rij dan weer klopt

Slide 9 - Tekstslide

Hoe pak je een chronologievraag aan?

Slide 10 - Open vraag

Vraag 2

Koppel de kenmerkende aspecten aan het juiste tijdvak.

Dit is een kwestie van leren.

A -4 

B - 5

C - 6

D - 3

E - 1

F - 2

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Vraag 3

Einde van de Koude Oorlog - noem een oorzaak!


Afbrokkeling van het communisme

Sovjet Unie kon de wapenwedloop niet meer betalen


Val van de Berlijnse Muur is geen oorzaak, dat is een gevolg!

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 4

Eerste en meest duidelijke overeenkomst (dat wat hetzelfde is) is dat beide landen onafhankelijk zijn geworden van Engeland.


Een tweede overeenkomst is dat kort na de onafhankelijkheid er in beide landen conflicten waren tussen bevolkingsgroepen.

Slide 14 - Tekstslide

Verandering & Continuïteit

Verandering = wat "echt" veranderd

Continuïteit = wat (min of meer) hetzelfde blijft

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord geeft aan dat er verandering is?
A
weinig
B
geen
C
groter
D
nauwelijks

Slide 16 - Quizvraag

Welk(e) woord(en) geven continuïteit aan?
A
Een enorm verschil
B
Lange tijd hetzelfde
C
was gekomen
D
grote veranderingen

Slide 17 - Quizvraag

Vraag 5

A. weinig vooruitgang - continuiteit

B. groter - verandering

C. nog - continuïteit

D. was geworden - verandering

E. was gekomen - verandering

F. nog - continuïteit

Verandering: B - D - E

Continuiteit: A - C - F


Slide 18 - Tekstslide

Vraag 6, leg de uitspraak uit

De Marshallhulp bevorderde de amerikanisering van West-Europa. Leg dat uit met een voorbeeld.


Type vraag: A zorgt voor B, leg uit met voorbeeld

Leg A uit, leg B uit en geef een voorbeeld daarvan.

Hierbij is belangrijk dat je beide begrippen duidelijk maakt in je antwoord. Dan staat het voorbeeld (concreet) er vaak al tussen.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 7

Chronologie vraag.

Net als bij vraag 1 moet je hier feiten in de juist volgorde zetten.

Bij deze vraag wordt gekeken of je paragraaf 4.4 hebt geleerd en de gebeurtenissen in die paragraaf in de juiste volgorde kunt plaatsen.

D - E - A - C - B

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vier vragen over betrouwbaarheid

Wie is de maker van de bron?

Wanneer is de bron gemaakt?

Was de maker ooggetuige? (primair of secundair)

Wat was de bedoeling van de maker van de bron?


Slide 22 - Tekstslide

Poncke Princen vocht in Indonesië. Hij was er dus bij. Maakt dat hem betrouwbaar?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Poncke Princen kent zowel Nederlandse als Indonesische kant. Maakt dat de bron betrouwbaar?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Poncke Princen liep over van Nederlandse kant naar Indonesische kant. Maakt dat zijn verhaal over Nederland betrouwbaar?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Vraag 9


Mogelijke antwoorden:


Betrouwbaar, want Princen was er zelf bij.




- Onbetrouwbaar, want als overloper had Princen
reden om het geweld minder erg te beschrijven dan het werkelijk was.



Slide 26 - Tekstslide

Vraag 11

Bronvraag, lastig!

Lees eerst de vraag en onderzoek naar wat je moet beantwoorden.

Welke overeenkomsten (wat was hetzelfde) tussen Duitsland - Japan en Sovjet-Unie?

Slide 27 - Tekstslide

Wie wordt bedoelt met wij in bron 4?
A
Sovjet-Unie
B
Duitsland
C
Amerika
D
Japan

Slide 28 - Quizvraag

Bron 4

Het is een toespraak van Truman (president van de VS) uit 1947 (begin van de Koude Oorlog).

Japan en Duitsland zijn net verslagen in WOII


Als Truman spreekt over wij bedoelt hij de VS (of het vrije westen)

Als Truman spreekt over zij dan bedoelt hij de SU


Slide 29 - Tekstslide

Antwoord vraag 11

Bijvoorbeeld:

- In alle drie de landen was 'dwang en onderdrukking'.

- Alle drie landen waren 'totalitair'.

- Alle drie landen 'tasten vrije volken in hun bestaan aan' en vormen een 'bedreiging voor de wereldvrede'.







Slide 30 - Tekstslide

Kenmerk

Iets waardoor het herkenbaar is.

Je stelt jezelf de vraag: waaraan kan ik dat zien?


voorbeeld: kenmerken van een auto?



Slide 31 - Tekstslide

kenmerken/oorzaken jongerencultuur

Waar zie ik aan (kenmerk) dat er een jongerencultuur ontstaat?

Jongeren kleden zich anders

Jongeren luisteren naar andere muziek


Oorzaak (zie eerder) is waarom is er een jongerecultuur?

Er is een hogere welvaart

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Vraag 13

Bronvraag, lastig!

Je moet twee dingen uitleggen door gebruik te maken van de bron:

  1. standpunt (is hij voor of tegen?)
  2. zijn standpunt uitleggen.

Waarom is hij voor? Kun je je inleven?

Slide 34 - Tekstslide

Antwoord vraag 13

  1. Hij was tegen het kolonialisme.
  2. Hij schreef het boek tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Algerije, waar hij tot 1956 had gewoond. Hij kwam uit een Franse kolonie en vond dat hij hoorde bij de onderontwikkelde volken. (Daardoor was hij tegen het kolonialisme.)Verwijzing naar de bron hoeft niet.


Slide 35 - Tekstslide

Vraag 14

A & D zijn juist

B Beide landen zijn democratieën

C Mao was de communistische dictator van China, niet Korea

E Zuid Korea is een zeer welvarend land in Azië

Slide 36 - Tekstslide

Bronvraag

Lastig!

Lees eerst de vraag goed:

twee bronelementen

uitleg dat het propaganda is

strijdplan, leg uit wat propaganda is, geef dan aan met welk beeldelement je dat ziet en dan leg uit waarom je dat beeldelement hebt gekozen.

Slide 37 - Tekstslide

Mogelijk antwoord vraag 15
Propaganda is politieke reclame. Het gaat hier om landen dus het belang van deze poster is om het land goed weg te zetten. Dat doen de Koreanen op deze poster door zichzelf (en de Cubanen, bondgenoten) groot af te beelden. Zo zijn zij belangrijk. Ook beelden ze hun vijand, de VS heel klein af waardoor die niet belangrijk zijn. Verder schieten ze op de VS waarbij de VS valt. Hierbij laten ze zien dat ze sterk zijn en de VS militair wel aankunnen.

Slide 38 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Je hebt geleert hoe chronologievragen goed te maken: kenmerkende aspecten leren en TV

Je weet  het verschil tussen oorzaak - aanleiding en gevolg

Je weet het verschil tussen verandering en continuïteit

Je weet hoe je bronnen beoordeelt




Slide 39 - Tekstslide

Waar zoek je naar bij chronologievragen?
A
Signaalwoorden
B
Jaartallen

Slide 40 - Quizvraag

Welke vraag stel je jezelf als het gaat over betrouwbaarheid van bronnen?

Slide 41 - Open vraag

Wat heb je gemist deze les? Wat moet anders?

Slide 42 - Woordweb

Einde van de les
Huiswerk op het bord hiernaast

Slide 43 - Tekstslide