oefenen BZN en PSV

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

deze les:

-herhalen woorden (zelfstandig via quizlet)

-herhalen PSV en BZN

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

1. huis
2. jouw

Kies het juiste woord.
… zijn in de pauze van het schoolplein af geweest.

1. Hun
2. ZIj

Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.

1. haar=bez mij=pers
2. haar=pers mij=bez
3. haar=pers mij=pers
4. haar=bez mij=bez

PSV of BZV?

ik

1. psv
2. bzv

PSV of BZV?

haar

1. psv
2. bzv

PSV of BZV?

jou

1. psv
2. bzv

'Hij is dol op zijn nieuwe cavia.'

Welk antwoord is juist?

1. Hij = PSV zijn = PSV
2. Hij = BZV zijn = BZV
3. Hij = BZV zijn = PSV
4. Hij = PSV zijn = BZV

Hoe veel pers. voornaamwoorden (psv) heeft: Ik laat hem echt niet weten dat ik hem leuk vind!

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Vul in: de psv of bzv.
Is dat rode pakje van ...........?

1. Jou
2. Jouw

Ik heb meneer Veldhuis gebeld.
PSV = ?

1. Ik
2. meneer
3. Veldhuis
4. gebeld

PSV of BZV?

zij

1. psv
2. bzv

PSV of BZV?

zijn

1. psv
2. bzv

Wij hebben zijn fiets opgeknapt
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

1. wij
2. zijn
3. fiets
4. opgeknapt