College 7 spijsvertering chapter 42 (herhaling)

Herhaling spijsvertering
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling spijsvertering

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welke route legt het voedsel af?
A
van 1 naar A
B
van 2 naar A
C
van 1 naar B
D
van 2 naar B

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Welke stof in je speeksel breekt de celwanden van bacteriën af?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Welke organen maken eiwitafbrekende enzymen?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Door welke stof wordt maagzuur geneutraliseerd?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen worden opgenomen in de dunne darm?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer wordt insuline geproduceerd?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een functie van de dikke darm?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Wat is darmflora?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Waarom kun je niet alle medicijnen oraal innemen?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Waarom is de dunne darm geplooid?

Slide 21 - Open vraag

Welk orgaan maakt enzymen die betrokken zijn bij de vertering van koolhydraten en vetten?
A
maag
B
alvleesklier
C
lever
D
galblaas

Slide 22 - Quizvraag

Deaminering is de afbraak van aminozuren tot o.a. ammoniak. In welke organische stof wordt dit ammoniak omgezet?

Slide 23 - Open vraag

Bij een bepaalde ziekte komen gelijktijdig de volgende verschijnselen voor:

1) het oogwit is geel gekleurd
2) de ontlasting is bleek van kleur

Waardoor zullen deze verschijnselen waarschijnlijk veroorzaakt zijn?
A
doordat de galwegen verstopt zijn
B
doordat de urineleiders verstopt zijn
C
doordat de nieren rode bloedcellen doorlaten
D
doordat de lever te veel ureum afgeeft

Slide 24 - Quizvraag

Enkele stoffen in het lichaam van de mens:
essentiële aminozuren, gal, glucagon, glucose en ureum. Welke van deze stoffen worden in de lever gevormd?
A
essentiële aminozuren en glucagon
B
essentiële aminozuren en ureum
C
glucagon en glucose
D
gal en ureum

Slide 25 - Quizvraag

  • De lever...betrokken bij...
  • vertering: verwerkt voedingsstoffen uit darmen
  • produceert gal=emulgator
  • bloedvorming en -afbraak
  • uitscheiding
  • opslagfunctie (glycogeen, vetoplosbare vitamines, aminozuren, vetten)
  • eiwitproducent
  • afbraak afval- en gifstoffen
  • cholesterolhuishouding

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

  • De lever controleert de samenstelling van het bloed
  • beïnvloedt daarmee de werking van vele andere organen 

Slide 28 - Tekstslide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader en poortader (vanaf de 
darmen)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Slide 29 - Tekstslide

Het vat bij P is de poortader, het "vat" bij Q is de galgang. Wat kun je zeggen over de richting van de pijl bij P?


Slide 30 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling 
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Slide 31 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling 
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 32 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling 
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren

Slide 33 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H10).




Slide 34 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
De lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte vetzuren (bijvoorbeeld verzadigde vetzuren in onverzadigde vetzuren)
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H10).





Slide 35 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming. 
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal) 





Slide 36 - Tekstslide

Vetstofwisseling 
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen=steroïdhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 37 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering




Slide 38 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling
9 van de 20 aminozuren zijn níet door de lever te maken: essentiële aminozuren.
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’). 

De lever produceert verschillende plasma-eiwitten.

Slide 39 - Tekstslide

Galproductie
Levercellen leveren plm 0,5 l gal per dag.
Gal wordt opgeslagen in de galblaas en/ of afgescheiden in de 12-vingerige darm.
Gal bevat bilirubine en galzure zouten (emulgator voor vet).



Slide 40 - Tekstslide

Afbraak gifstoffen 
Levercellen breken lichaamsvreemde stoffen af (alcohol, nicotine, medicijnen etc.) -> detoxificatie




Slide 41 - Tekstslide

Opslag 
In de lever worden de volgende stoffen opgeslagen:

Glycogeen
IJzer (in de vorm van ferritine)
Sommige vitamines en mineralen



Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Overige functies 
Je lever bevat 0,5 tot 1,5 liter bloed -> extra bloeddepot

Bij alle chemische omzettingen ontstaat veel warmte.
De lever is ongeveer 40°C -> warmtebron voor je lichaam



Slide 44 - Tekstslide