vitale functies deel 1

Vitale functies 
Deel 1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vitale functies 
Deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Ter info:
Jullie krijgen  les over  de vitale functies in 3 delen. 

 Van Marjan deel 1 en deel 3. Deel 1 gaat over ademhaling en saturatie en deel 3 gaat over tempratuur (op vrijdag eerste uur van praktijk les)
Van Uneyse deel 2 over bloeddruk en pols op donderdag.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen deel 1
  • De student weet wat een vitale functies is?
  • De student kan saturatie opnemen?
  • De student de kan ademhaling van een zorgvrager meten?
  • De student kan de gegevens op de juiste manier registreren?

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn vitale functies?
In het menselijk lichaam bevinden zich organen die elk een eigen, belangrijke functie hebben. Een aantal van deze functies is van direct levensbelang. Deze functies noemt men de vitale functies.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Vitale functies zijn op verschillende manier te beoordelen. Bijvoorbeeld door metingen en observatie van:

ademhaling; AH
hartslag; P
bloeddruk; RR
lichaamstemperatuur; TEMP.
bewustzijn.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werk de ademhaling?

Slide 7 - Woordweb

Het ademcentrum in de hersenen regelt de ademhaling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Bij inademing komt zuurstof uit de buitenlucht via de luchtwegen en longen in het bloed terecht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bij uitademing stoot het lichaam koolzuur uit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

wat zijn de belangrijkste ademhalingspieren?
A
Diafragma
B
Middenrif
C
Tussenribspieren
D
Alle bovenstaande zijn goed

Slide 11 - Quizvraag

Hoe werkt de ademhaling?
Ademhaling vindt plaats in de luchtwegen (neus- en keelholte, strottenhoofd en luchtpijp) en longen. Het ademcentrum in de hersenen regelt de ademhaling. Bij inademing komt zuurstof uit de buitenlucht via de luchtwegen en longen in het bloed terecht. Het bloed brengt de zuurstof naar de lichaamsweefsels. Bij uitademing stoot het lichaam koolzuur uit.

De belangrijkste ademhalingsspieren zijn het diafragma (middenrif) en de tussenribspieren. Iemand die benauwd is maakt gebruik van de hulpademhalingsspieren. Dit zijn spieren van de borst, de hals en de schoudergordel.

Slide 12 - Tekstslide

Bij het beoordelen van de ademhaling wordt op de volgende punten gelet:

Slide 13 - Woordweb

Bij het beoordelen van de ademhaling wordt op de volgende punten gelet:
ademhalingsfrequentie per minuut;
regelmaat;
diepte;
bijgeluiden;
kenmerken van kortademigheid.

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn indicaties voor ademhaling?

Slide 15 - Woordweb

Indicaties voor ademhaling
  • Een longaandoening
  • Een hersenaandoening
  • Bewusteloosheid
  • Tijdens en na onderzoek of behandeling
  • Na verstikking
  • Bij toediening van medicijnen die invloed kunnen hebben op de werking van hart, longen en/of hersenen
  • Bij een hartstilstand

Slide 16 - Tekstslide

Normaalwaarden voor de ademhalingsfrequentie is bij een volwassenen tussen ...
A
9-18 per minuten
B
20-30 per minuten
C
5-40 per minuten
D
12- 15 per minuten

Slide 17 - Quizvraag

opdracht (verschillende ademhalingspatronen)
Maak een groepje met tweeën.
Je hebt 15 minuten tijd om opdracht af te hebben.
Groep1:Tachypneu
Groep2:Hyperventilatie
Groep3:Cheyne-Stokes
Groep4:Kussmaul 
Als je klaar bent dan is het tijd om te presenteren.

Slide 18 - Tekstslide

saturatie
De zuurstof wordt via de longen doorgegeven aan de hemoglobine (Hb) die zich in de rode bloedcellen bevindt. Met deze rode bloedcellen
wordt de zuurstof vervoerd naar de organen, zoals de hersenen, lever, nieren en de huid.
Hoeveel hemoglobine zuurstof aan zich heeft gebonden, wordt uitgedrukt in een percentage, de zogenoemde saturatie(SAT=%).

Slide 19 - Tekstslide

Bij gezonde personen
is de saturatiewaarde tussen de 92% en 100%
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

De zuurstof saturatie wordt over het algemeen aan de vingers gemeten.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Evaluatie 

Slide 23 - Tekstslide

Afronden   
  1. Morgen hebben jullie les over bloeddruk en pols van Uneyse.
  2. Op vrijdag gaan we over tempratuur hebben.
  3. Op vrijdag leer je in praktijk over meten van vitale functies.

Slide 24 - Tekstslide