Hoofdletters & Leestekens (Vervolg)

Planning
  • Presentie & Inloggen;
  • Terugblik;
  • Uitleg;
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Afsluiting. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning
  • Presentie & Inloggen;
  • Terugblik;
  • Uitleg;
  • Zelfstandig aan het werk.
  • Afsluiting. 

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
Als je een citaat aankondigt
B
Als je iets gaat uitleggen
C
Voor een opsomming
D
Voor voegwoorden

Slide 2 - Quizvraag

echte franse kaas is in zuid-duitsland niet te krijgen.
A
2 hoofdletter
B
3 hoofdletters
C
4 hoofdletters
D
5 hoofdletters

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een punt?
A
Aan het einde van een meedelende zin
B
Als je adem moet halen in een zin
C
Aan het einde van je tekst

Slide 4 - Quizvraag

moederdagcadeau
A
wel een hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
Maandag
B
maandag

Slide 7 - Quizvraag

ijstijd
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 9 - Quizvraag

Tekens bij woorden
  • Apostrof '
  • Tremä
  • Accènt
  • Weglatings- 

Slide 10 - Tekstslide

Apostrof
Wanneer gebruik je de Apostrof:
  • Bij meervoud na a, o, i, u, y. 
  • vb.: gamba’s, auto’s, taxi’s, menu’s, baby’tje.
  • Om bezit aan te geven na een s-klank (-s, -x, -z). 
  • vb.: Johnny’s verslag, Jos’ scooter, Trix’ rugzak
    .
  • bij weglating, bij afkortingen, cijfer- en letterwoord.
  • vb.: ’s avonds, ’s-Hertogenbosch (’s = des) mbo’er, A4’tje, sms’en

Slide 11 - Tekstslide

Heb je een apostrof nodig in 'Bas zusje'?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste spelling: met of zonder apostrof.
A
cadeau's
B
cadeaus

Slide 13 - Quizvraag

Trema
Wanneer gebruik je een trema: 
  • Om aan te geven dat je de letter apart uitspreekt.
vb.: Roemenie, justitiele, kopieren
                                 Roemenië, justitiële, kopiëren

Slide 14 - Tekstslide

Trema?
Welke vorm is onjuist?
A
gevarieerd
B
geïllustreerd
C
gekopieerd
D
gefinanciërd

Slide 15 - Quizvraag

Waarom heeft het woord een trema?

" onhygiënisch "
A
Het woord is een aardrijkskundige aanduiding of afleiding hiervan
B
Het woord is een samenstelling die je anders verkeerd zou uitspreken
C
Het woord is een samenstelling waarin een cijfer, symbool of afkorting voorkomt
D
Het woord is geen samenstelling en anders zou je het verkeerd uitspreken

Slide 16 - Quizvraag

Accent
Wanneer gebruik je een accent:
  • Om aan te geven of je de klank lang of kort uitspreekt.
  • vb.: café, première, enquête .
  • Om klemtoon aan te geven. (Het accent wijst altijd naar rechts.
  • vb.: Doén we! Je krijgt nog één kans.

Slide 17 - Tekstslide

weglatingsstreepje
Je gebruikt het weglatingsstreepje om aan te geven dat je een deel van een woord weg laat.
  • voordelen en nadelen           voor- en nadelen.
  • Primaire arbeidsvoorwaarden en secundaire arbeidsvoorwaarden               primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. 


Slide 18 - Tekstslide

Waar is het weglatingsstreepje correct gebruikt?
A
in voor- en tegenspoed
B
bestuurs- en strafrecht
C
in voorspoed en tegen-
D
straf- en bestuursrecht

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig aan het werk
Je gaat de volgende opdrachten doen: 

  • Volgende les gaan we (gezamenlijk) de oefentoets maken.
  • Eerste les volgende week: Toets H5. 

Slide 20 - Tekstslide