9. Kikkers, padden en vuurbuikpadden

Kikkers, padden en vuurbuikpadden
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSpeciaal OnderwijsBeroepsopleidingMBOLeerroute n2Studiejaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kikkers, padden en vuurbuikpadden

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Terugblik
- Doel van deze les
- Voorkennis 
- Kikkers, padden en vuurbuikpadden
- Opdrachten
- Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Leven amfibieën juist meer op het land of in het water?

Slide 4 - Open vraag

Sleep de zinnen 
in de goede volgorde

Slide 5 - Tekstslide

1.
2.
3.
Uit de kuit komen de larven.
De larven veranderen in een volwassen amfibie.
Bijna alle salamanders leggen hun eieren in het water. 

Slide 6 - Sleepvraag

Kikkers

Padden

allemaal even lange poten
lange, sterke achterpoten
kunnen ver springen
wratachtige huid
gladde huid
grof en zwaargebouwd

Slide 7 - Sleepvraag

Doel:
Aan het eind van deze les weet je wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen kikkers, padden en vuurbuikpadden.

Slide 8 - Tekstslide

Kikkers, padden vuurbuikpadden:
Wat weten jullie er al van?

Slide 9 - Woordweb

Kikkers
Alle kikkers hebben lange achterpoten. Daarmee springen ze ver en doelgericht naar hun prooi. Vliegen pakken ze met hun lange roltong. Grotere dieren pakken ze met hun brede bek. De vijf tenen zijn vaak door zwemvliezen verbonden. De voorpoten zijn korter en hebben maar vier vingers. De mannetjes hebben meestal een keelblaas. Daarmee heffen ze een luid gekwaak aan.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Padden
Padden leven bijna uitsluitend op het land. Ze zijn meestal plomper dan de kikker. Met hun iets kortere poten bewegen ze zich met kleinere sprongetjes voorwaarts of ze lopen op alle vier de poten. Hun wratachtige huid scheidt een zwak gif af. Anders dan de meeste kikkers hebben ze geen tanden.

Slide 12 - Tekstslide

Gewone pad
Overdag houdt de gewone pad, of bruine pad, zich verscholen. Hij eet net als kikkers alleen dieren zie zich bewegen. Tot zijn menu behoren ook slakken. Hiermee maakt de pad zich heel nuttig. In het voorjaar gaan de padden vaak in grote zwermen naar vijvers om daar te paaien. Dan is het zachte 'blaffen' van de mannetjes te horen.

Slide 13 - Tekstslide

De vuurbuikpadden
De vuurbuik padden behoren tot de staartloze amfibieën. Ze kunnen hun schijfvormige tong niet uitsteken zoals kikkers of padden. Het verschil met padden is dat ze wel tanden hebben. Vuurbuikpadden brengen de meeste tijd door in een poel of een vijver en gaan alleen aan land om te jagen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Opdrachten maken

Slide 17 - Tekstslide

Kikkers: welke woorden moeten op de lege plekken staan
Kikkers: 
welke woorden moeten op de lege plekken staan

Slide 18 - Tekstslide

Alle kikkers hebben .... achterpoten.
Vliegen pakken ze met hun .....
Grotere dieren pakken ze met hun .....
A
korte achterpoten, lange roltong, brede bek
B
lange achterpoten, lange roltong, brede bek
C
lange achterpoten, korte roltong, brede bek
D
lange achterpoten, lange roltong, smalle bek

Slide 19 - Quizvraag

Kikkers: welke woorden moeten op de lege plekken staan
Kikkers: 
welke getallen moeten er op de puntjes staan?

Slide 20 - Tekstslide

De ... tenen van de kikker zijn vaak door zwemvliezen verbonden. De voorpoten zijn korter en hebben maar .... vingers.
A
5 tenen en 4 vingers
B
5 tenen en 6 vingers
C
4 tenen en 5 vingers
D
6 tenen en 5 vingers

Slide 21 - Quizvraag

Padden leven bijna uitsluitend op het land/in het water.

Slide 22 - Open vraag

Wat scheidt de wratachtige huid van de pad af?

Slide 23 - Open vraag

Waar lijkt het geluid op dat gewone mannetjespadden maken tijdens het paaien?

Slide 24 - Open vraag

Waar behoren vuurbuikpadden bij?
A
kikkers
B
padden
C
staartloze amfibieën

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen padden
en vuurbuikpadden

Slide 26 - Open vraag

Vuurbuikpadden brengen de meeste tijd door in een poel of vijver. Wanneer gaan ze aan land?

Slide 27 - Open vraag

Evalueren

Slide 28 - Tekstslide

Evalueren: wat ging goed, wat kan anders, wat was leuk, wat was moeilijk, enz.

Slide 29 - Woordweb