CH4: I-Grammar 1

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

At the end of this lesson

- I can use if and when in a sentence

Slide 2 - Tekstslide

    If & When
De woorden ''if'' en ''when'' gebruiken we om aan te geven onder welke omstandighden  dingen gebeuren. 

- You can only go in if you have a ticket 
- When I go out later, I'll lock the door


Slide 3 - Tekstslide

if
Je weet niet zeker of iets gaat gebeuren.
In het voorbeeld rechts is het niet zeker dat het slecht weer zal worden.
If the weather turns bad, we will stay at home.
In het voorbeeld rechts is het niet zeker dat die persoon hard gaat werken.
If you work harder, you will pass all your tests.

Slide 4 - Tekstslide

when
Het is eigenlijk zeker dat het gaat gebeuren maar je weet niet wanneer.
Hij komt zeker thuis (hij is al onderweg).
When he is home, we will have lunch together.
Hij is al zowat klaar en dan gaan we naar huis.
When you are ready, we will go home.

Slide 5 - Tekstslide

If: niet zeker
When: zeker maar je weet niet precies wanneer
If/when it rains, we will go home.
If/when winter starts, I will buy a very warm wintercoat.
If/When I grow older, I will work as an architect
If/when I live to be 100 years old, I will give an enormous party.
If/when he is home, we will watch a movie.

Slide 6 - Sleepvraag

If/When I go out, I always wear heals.
A
if
B
when

Slide 7 - Quizvraag

But what if/when we get caught?
A
if
B
when

Slide 8 - Quizvraag

If / when?
.................. I win $2000, I will buy a puppy.
A
if
B
when

Slide 9 - Quizvraag

If/when:
___ he eats, he tries to choose healthy foods.
A
if
B
when

Slide 10 - Quizvraag

(If/When) I am late, don't wait for me.
A
If
B
When

Slide 11 - Quizvraag

Usually I drink only water if / when I’m working.
A
if
B
when

Slide 12 - Quizvraag

You’ll understand what I mean if / when you’re older.
A
if
B
when

Slide 13 - Quizvraag

If / When Irene gets angry, she always stamps her feet.
A
If
B
When

Slide 14 - Quizvraag

We'll catch the train
(if/when) we leave immediately.
A
if
B
when

Slide 15 - Quizvraag

If/When I sleep late, I get cranky
A
If
B
When

Slide 16 - Quizvraag

(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When

Slide 17 - Quizvraag

    Conditionals
Conditionals zijn als-zinnen in het Engels. Ze laten zien wat er gebeurt als iets anders gebeurt. Ze bestaan meestal uit twee delen:

- Een voorwaarde (met “if”)
- Een gevolg (wat er dan gebeurt)


Slide 18 - Tekstslide

Type 0
  • Zero conditional
 
if sentence
result
present simple
present simple
If you add two and two,
you get four. 
General truths and habits 

Slide 19 - Tekstslide

Type 1 
  • First conditional
 
if sentence
result
present simple
will + infinitive
If I get sick,
I will go to the doctor.
Possible or likely things in the future 

Slide 20 - Tekstslide

Type 2
  • Second conditional
 
if sentence
result
past simple
would + infinitive
If I won the lottery,
I would buy a car.
impossible things in the present, unlikely things in the future 

Slide 21 - Tekstslide

   Alles bij elkaar
Zero: If + present simple, ... present simple
     "Altijd waar = altijd tegenwoordige tijd"

First: If + present simple, ... will + verb
     "Als het kan gebeuren → dan zal het gebeuren"

Second: If + past simple, ... would + verb
     "Was het maar zo... dan zou ik..."

Slide 22 - Tekstslide

Zero conditional 
First conditional 
Second conditional 
Highly UNlikely to happen
Highly likely to happen
It's a fact.

Slide 23 - Sleepvraag

Zero conditional:

First conditional:

Second conditional:
If/when + present simple
If + present simple 
If + past simple 
present simple
will + infinitive
would + infinitive

Slide 24 - Sleepvraag

Conditionals (if- clause statement)
Drag the example to the appropriate conditional. 
zero conditional 
first
conditional 
second
conditional 

Slide 25 - Sleepvraag

If I were invisible, ...
(second conditional)

Slide 26 - Open vraag

When do you use the first conditional?

Slide 27 - Open vraag