WEEK 20 3H ECO 6.3 OVERHEID

paragraaf 2 Terugblik
de uitkomsten van de markt
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

paragraaf 2 Terugblik
de uitkomsten van de markt

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent welvaart?

  • Welvaart geeft aan in welke mate mensen in staat zijn om hun behoeften aan schaarse goederen en diensten te bevredigen

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent een extern effect?
  • Externe effecten zijn onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een ander dan de veroorzaker beïnvloedt.

Welke soorten effecten heb je?
  • Positief extern effect
  • Negatief extern effect

Slide 3 - Tekstslide

Waarom grijpt de overheid in bij externe effecten?
  • De overheid grijpt in om de negatieve externe effecten zoveel mogelijk te beperken.

  • Wat kan de overheid voor maatregelen nemen om deze negatieve externe effecten te beperken?
  1.  Accijns
  2.  Bpm
  3.  Vliegtax 

Slide 4 - Tekstslide

paragraaf 3
de overheid, bemoeizuchtig?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het eind van de les kunnen jullie aangeven waar de collectieve sector, overheid, rijk en lagere overheden  uit bestaan en wat ze doen.
  • Aan het eind van de les weten jullie wat subsidie betekent en kan je hier ook voorbeelden van benoemen
  • Aan het eind van de les weten jullie wat accijns is en hier ook voorbeelden van benoemen
  • Aan het eind van de les weten jullie wat collectieve goederen zijn en hier voorbeelden van benoemen

Slide 6 - Tekstslide

Collectieve en particuliere sector
Collectieve sector:
Bestaat uit de overheid en instellingen voor de sociale zekerheid.  
  • Deze zorgt er voor dat mensen zonder inkomen die arbeidsongeschikt zijn, werkloos  zijn, of 67 jaar of ouder zijn toch geld krijgen in de vorm van een uitkering.    
  • Daarnaast produceert de overheid goederen zoals dijken, rechtspraak en onderwijs. Dit noem je collectieve goederen.  Dit zijn goederen waar iedereen gebruik van mag en kan maken (voor algemeen belang), die door de overheid gefinancierd worden.
Particuliere sector
Bestaat uit alle bedrijven die voornamelijk winst willen maken en gezinnen. 
Albert Hein
Slager in het winkelcentrum

Slide 7 - Tekstslide

Collectieve sector

Slide 8 - Tekstslide

Welke overheden zijn er
  • De overheid, de Rijksoverheid of het Rijk zijn verschillende benamingen voor de centrale overheidorgen voor veiligheid (politie en leger)
  • Lagere overheden te weten provincies, waterschappen en de gemeente


Slide 9 - Tekstslide

Wie doet wat 

  1.  De gemeente (zorgt voor: parken, sportvelden, ophalen van afval)
  2.  De provincie (zorgt voor: rampenplannen, provinciale wegen)
  3.  Het rijk (zorgt voor: leger, wet- en regelgeving)

Slide 10 - Tekstslide

Collectieve en particuliere sector
collectieve sector
  • overheid en sociale zekerheidinstellingen
  • iedereen kan er gebruik van maken

particuliere sector
  • bedrijven
  • willen verkopen om winst te maken

Slide 11 - Tekstslide

Waarom collectieve goederen?
1) Het is belangrijk voor iedereen (politie).
2) De overheid wil zelf de kwaliteit bewaken (rechtspraak).
3) De kosten zijn niet te delen (straatverlichting).
4) Het moet betaalbaar blijven (onderwijs).

Slide 12 - Tekstslide

directe / indirecte belasting
directe belastingen: Worden direct aan de belastingdienst betaald. Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.

indirecte belastingen: Zitten verwerkt in de prijs van producten en diensten. Ze worden betaald aan de verkoper, deze draagt ze af aan de belastingdienst. Het gaat om bijv. btw en accijns. 

Slide 13 - Tekstslide

Subsidies
Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren
  • Sporten
  • Museumbezoek
  • Milieuvriendelijker produceren
  • ...

Slide 14 - Tekstslide

Accijns
Accijns is een belasting op bepaalde producten met als doel de prijs te verhogen. Hierdoor wordt het gebruik verminderd. 

  • Alcohol
  • Benzine
  • Tabak

Slide 15 - Tekstslide

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns 


Slide 16 - Tekstslide

Belasting
Nederland kent een progressief belastingsysteem. Wat houdt dat in?

Slide 17 - Tekstslide

Belasting
Progressief belastingsysteem: iemand met een hoog inkomen moet naar verhouding (dus procentueel gezien) meer belasting betalen dan iemand met een hoog inkomen.
Vlaktaks: Iedereen betaalt hetzelfde percentage belasting.

Slide 18 - Tekstslide

Waarop heft de overheid accijns?
A
benzine, chocola, kleding
B
sigaretten, frisdrank, kleding
C
alcohol, sigaretten, benzine
D
alcohol, medicijnen, benzine

Slide 19 - Quizvraag

Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 20 - Quizvraag

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 21 - Quizvraag

Een winkelier ontvangt voor zijn producten:
A
de inkoopprijs inclusief btw.
B
de verkoopprijs exclusief btw.
C
de verkoopprijs inclusief btw.
D
de inkoopprijs exclusief btw.

Slide 22 - Quizvraag

Direct of indirect?

Als je je overnachting op een camping betaalt, zit in dat bedrag ook toeristenbelasting.
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 23 - Quizvraag

Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte

Slide 24 - Quizvraag

Huiswerk
  • Bestudeer 6.3
  • Maken opdrachten 1 t/m 12
  • Bekijk flitskaarten
  • Maken test jezelf

Slide 25 - Tekstslide