subcutaan injecteren

SubCutaan 
injecteren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SubCutaan 
injecteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij subcutaan
injecteren?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Subcutaan injecteren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig:
                 Protocollen: Vilans Kick-portaal
                                           Let op: Inloggegevens: Hoofdlettergevoelig


 

Slide 4 - Tekstslide

Je hebt nodig:
Het theorieboek verpleegtechnische handelingen en je zoekt protocollen op via internet via het Vilans Kick-portaal.
Wet BIG
- Injecteren is een voorbehouden handeling.
- Het toedienen van insuline is een vorm van injecteren. 
- In de Wet BIG staat wie voorbehouden handelingen mogen uitvoeren. 
- Je moet hiervoor bevoegd en bekwaam zijn. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen:
  •  in welke huidlaag verschillende injectie worden toegediend
  • medicatie die toegediend wordt per injectie
  •  aandachtspunten en materialen bij intramusculaire en subcutane injecties
  • welke materialen en aandachtspunten bij toedienen van insuline
  • laten zien hoe je een subcutane en intramusculaire injectie toedient
  • laten zien hoe je een injectiespuit klaarmaakt en medicatie opzuigt

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je weet het verschil tussen intracutaan, intramusculair en subcutaan prikken. 
  • je kunt verschillende injectietechnieken benoemen.
  • je kunt verschillende injectieplaatsen benoemen.
  • je kent de bekwaamheidseisen, veiligheidseisen en richtlijnen (Wet BIG).
  • je kunt de aandachtspunten en complicaties vertellen rondom injecteren.
  • je kunt contra-indicaties benoemen van injecteren.
  • je kunt vertellen welke materialen je gebruikt.
Subdoelen:

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt vertellen welke medicijnen zoal kan worden toegediend per injectie.
  • Je legt uit hoe je je op de juiste wijze kunt voorbereiden op het geven van een injectie.
  • Je kunt de juiste werkwijze van het geven van een injectie (opzuigen, gereedmaken en toedienen) laten zien in een simulatieomgeving. 
  • Je houdt rekening met de belevingswereld van de zorgvrager wanneer je een injectie toedient. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • het medicijn werkt sneller bij een injectie (bijvoorbeeld bij pijnklachten, allergische reactie)
  • bij braken of diarree
  • soms is het medicijn alleen per injectie toe te dienen
  • wanneer de zorgvrager niets via de mond mag innemen ( darmoperatie, slikklachten)
  • wanneer de zorgvrager niets via de mond kan nemen (bewustzijnsdaling, tijdens operatie)
  • als er een constante spiegel in het bloed nodig is (bijvoorbeeld antibiotica, insuline, morfine)
Redenen waarom je een medicijn per injectie geeft:

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

subcutaan=onder de huid
intraveneus=in de ader
intramusculair=in de spier
intracutaan = in de bovenste huidlaag
Vormen van injectie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is injecteren
A
een parenterale toediening
B
een enterale toediening

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Injecteren is een parenterale toediening.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen geschikte injectie plaats?
A
bovenbeen
B
Buik
C
Onderarm
D
Bil

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geschikte injectieplaatsen
Bij intramusculair niet!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Een geopereerd gebied of gebied waar snel een ingreep zal plaatsvinden.​

- In een hematoom, ook wel blauwe plek genoemd.​
- Gebied waar vocht (oedeem) in zit.
- In een gezwollen gebied of gebied waar mogelijk bloedklonters (trombose) zitten.​
- In verlamde ledematen.​
- Plaatsen die hard aanvoelen of waar je een bolletje voelt van een vorige injectie.​
- Plaatsen die een rode of blauwe kleur hebben.​
- Een arm of been met een infuus of shunt voor dialyse.​
- In littekenweefsel of een genezende wond.​
- Een ledemaat waar de lymfeklieren verwijderd zijn.
- Gebied rond stoma.
- Een bestraald gebied. 
- Gebied met eczeem. 







Wanneer injecteer je niet:

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen complicatie van injecteren bij de zorgvrager?
A
afbreken van de naald
B
uitvalsverschijnselen
C
infectieverschijnselen
D
prikaccident

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Allergische reactie op de toediening van het medicijn (huiduitslag-shock)​
  • Infectieverschijnselen.​
  • Duizeligheid en flauwvallen.​
  • Hematoomvorming (aanprikken bloedvat)​
  • Ontsteking rond de injectieplaats.​
  • Uitvalsverschijnselen (aanprikken van een zenuw)​
  • Abces, necrose of bloeding (onjuist of op verkeerde plaats injecteren)​
  • Afbreken van de naald.​
  • Prikaccident (bij de zorgverlener)








complicaties bij injecteren:

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevaar voor jou als verpleegkundige:
- Overgevoeligheidsreacties na het morsen van antibiotica over je handen of door het ontluchten van de spuit. 
- Resistentie voor medicijnen omdat je er al meerdere keren mee in aanraking bent geweest.
- Besmettingsgevaar (prikaccident).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies