Methodiek les observatietechnieken MZ

Observatiemethodes

Observatiemethodes
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Observatiemethodes

Observatiemethodes

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer?  
Kijk naar dit plaatje en beantwoord de volgende vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatie of interpretatie: Jongetje heeft chocola gepikt
A
Interpretatie
B
Observatie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Objectief of subjectief: zijn mondje en handen zitten vol met chocola
A
objectief
B
subjectief

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke valkuilen waren er ook alweer? 
  1. Eigen mening van de observator;
  2. Emotionele betrokkenheid; 
  3. Het halo-effect;
  4. Het horn-effect;
  5. Vooroordeel;
  6. Projectie;
  7. Stemming;
  8. Ervaring. 

Slide 6 - Tekstslide

HALO EFECT;
Een halo-effect is de neiging om een persoon positief te beoordelen, gebaseerd op één positief aspect. Met andere woorden: het verschijnsel dat de aanwezigheid van een bepaalde positieve kwaliteit bij…
Het horn-effect is het hebben van een eerste indruk van iets of iemand en deze beoordelen als negatief. De beoordeling wordt gemaakt op basis van één negatief aspect. De term ‘horn’ komt van het Engelse woord duivelshoorn en is in die zin negatief. Bij het horn-effect plaatst men anderen ‘in hokjes’ op basis van een eerste indruk.

Observatiemethoden
Bij observeren kun je verschillende methodes gebruiken:
- bestaande methodes of een eigen methode op maat

Observeren is altijd DOELGERICHT: je bent met de vraag die je wil beantwoorden
Observeren doe je PLANMATIG: je observeert systematisch volgens een plan (een observatieplan)

Slide 7 - Tekstslide

systematisch en doelgericht waarneming van gedragingen en uitingen van 1 of meer personen of van een gebeurtenis met de bedoeling de waarneming te beschrijven en samen te vatten. 
Stappenplan observatie
  1. De aanleiding
  2. Het observatiedoel en de onderzoeksvraag
  3. Het concreet gedrag
  4. Om welke observatie categorieën gaat het
  5. De observatiemethode
  6. Plaats, situatie, data, tijdstippen en uitvoerder van de observatie;
  7. Algemene gegevens

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1 de aanleiding
Redenen zijn bijvoorbeeld:
  • Als je signalen opvangt dat er iets mis gaat 
  • Als je een vraag hebt hoe je moet handelen
  • Als er problemen zijn
  • als je iemand beter wil leren kennen
  • Als je een verslag wil maken

In de aanleiding schrijf je precies waar de vraag vandaan komt, van wie en waarom.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2 het observatie- doel en vraagstelling
Doel: kort en duidelijk (SMART). Op welke vraag wil je een antwoord? 

Wie je gaat observeren
Welk gedrag je gaat observeren
In welke situatie je gaat observeren

Bijvoorbeeld: na de observatie weet ik hoe vaak Ciska een ander kindje slaat, ik observeer haar tijdens het speelkwartier buiten. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3 het concrete gedrag
Bij stap 3 omschrijf je het gedrag staat dat je wil observeren. 
 Dit doe je:
  • Concreet
  • het gedrag is waarneeembaar
  • geen interpretaties maar feiten


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatiecategorie
concreet gedrag:
huilen, schreeuwen, rennen, gooien,  spullen afpakken, alleen een activiteit doen, samen een activiteit doen met kind/PM-er,  glimlach op haar gezicht, op een positieve manier communiceren


Categorieën:

- speelt samen
- speelt alleen
- vertoont negatief gedrag
- vertoont positief gedrag

Je gaat dus groeperen zodat je beter focussen



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4 de observatie categorieen

  • Ze zijn helder en duidelijk
  • ze zijn volledig
  • Er is evenwicht tussen de categorieën. Bijv. de helft positief en de helft negatief


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatiemethode (stap 5)
Een manier om planmatig en doelgericht te observeren

4 hoofdgroepen:
1. Participerend/gestructureerd observatie
2. Participerend/ongestructureerd observatie
3. Niet-participerend/gestructureerd observatie
4. Niet-participerend/ongestructureerd observatie. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent dit?
Participerend:  je neemt zelf deel aan de situatie
Niet-participerend:  je bent toeschouwer (onopvallend aanwezig)
Gestructureerd: je weet precies wat je gaat observeren en volgens welk systeem
Niet-gestructureerd: er ligt niet vast hoe je gaat observeren, je maakt van je aantekeningen later een verslag

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van
observeren zie je in
de afbeelding hiernaast?
A
Niet-participerend
B
Participerend

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van observeren
zie je in de afbeelding
hiernaast?
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen (stap 5)
  • Onewayscreen  of observatiescherm
  • Pen en papier
  • Observatielijst 
  • Camera
  • Spel/speelgoed
  • Stopwatch/ telefoon

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het tijdstip
  • Continue observeren
  • Bepaalde gebeurtenissen observeren (Event sampling/ turfsysteem)
  • Op bepaalde momenten observeren (Time sampling /interval systeem)
  • Een combinatie van bovengenoemde

Slide 20 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met time-sampling? Intervalregistratie (of Time Sampling) houdt in dat wordt geobserveerd of een gedrag zich wel of niet voordoet gedurende bepaalde tijdsperioden. Zodra de lengte van een observatiesessie is vastgesteld, wordt de tijd opgesplitst in kleinere intervallen die allemaal even lang zijn.
TIP
1. maak een observatie plan
Wie, wanneer, wat, waar, waarom en hoe
2. gebruik dit voor de ondersteuningsvraag
3. en voor het ondersteuningsplan. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies