5.4 Aanpassingen bij dieren

5.4 Aanpassingen bij dieren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.4 Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
10 min herhaling 6.4
15 min uitleg 6.5
15 min HW maken
10 min HW nakijken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
5.4.1 Je kunt beschrijven hoe waterdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.2 Je kunt beschrijven hoe landdieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
5.4.3 Je kunt beschrijven hoe vogels zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling 6.4

Slide 4 - Tekstslide

Invloed uit de leefomgeving

Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving)


Het voedsel en de ziekteverwekkers en de vijanden zijn biotische factoren


Temperatuur, regenval en wind zijn abiotische factoren

Slide 5 - Tekstslide

Invloed uit de leefomgeving

Slide 6 - Tekstslide

De niveaus van de ecologie 
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Biotoop 
  • Ecosysteem  

Slide 7 - Tekstslide

Populatie grootte, biologisch evenwicht

Te veel voedsel, weinig vijanden

Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Slide 8 - Tekstslide

Optimumkromme

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 9 - Tekstslide

Aanpassingen bij Waterdieren
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijndEen lichaamsvorm waardoor ze weinig weerstand hebben in het water
*Gladde huid (schubben en slijm)
*Kop romp en staart gaan in elkaar over
* Vinnen voor voortbeweging

Daardoor kunnen zij sneller door het water bewegen.

Niet alleen vissen hebben dit maar ook sommige zoogdieren (dolfijnen).

Slide 10 - Tekstslide

Schutkleur, Donkere bovenkant en lichte onderkant 

Slide 11 - Tekstslide

Landzoogdieren
Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast op de ondergrond
*Zoolgangers: zachte ondergrond
*Teengangers: katachtigen
*Hoefgangers: harde ondergrond

Slide 12 - Tekstslide

Meer aanpassingen
Dieren in koude omgeving, meer haar om warmte vast te houden

Dieren in warme omgeving, grote oren om warmte te verliezen


Poolvos
Woestijnvos

Slide 13 - Tekstslide

Vogels
Steltlopers, Roofvogels, Zangvogels en Watervogels

Slide 14 - Tekstslide

Steltlopers
Priemsnavel= lange snavel
Lange poten voor ondiep water

soms met zwemvliezen om
 niet door de bodem te zakken

Slide 15 - Tekstslide

Roofvogels
Haaksnavel= krom, 
naar beneden gebogen, 
scherpe punt

Poten met klauwen

Slide 16 - Tekstslide

Zangvogels
Kegelsnavel (zaden) of
Pincetsnavel (insecten)

Poten met 3 tenen voor 1 teen achter om zich aan takken te kunnen klemmen

Slide 17 - Tekstslide

Watervogels
Zeefsnavel
Zwemvliezen
Waterafstotende veren door speciale olie die ze produceren

Slide 18 - Tekstslide

Roofvogels
Grijppoten met scherpe klauwen
Loopvogels
krachtige poten

Slide 19 - Tekstslide

5.4 Wat ga je doen 
Maak opdracht 1 tot en met 8

Slide 20 - Tekstslide