Negentiende Eeuw inleiding

Blok 4: Negentiende Eeuw 
1800-1900
4.2 Romantiek
4.3 Realisme
4.4 Arts&Crafts
4.5 Impressionisme
4.6 Postimpressionisme

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstgeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Blok 4: Negentiende Eeuw 
1800-1900
4.2 Romantiek
4.3 Realisme
4.4 Arts&Crafts
4.5 Impressionisme
4.6 Postimpressionisme

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij de term
' Negentiende eeuw' ?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video


19e eeuw


De Industriële Revolutie zorgt voor grote veranderingen: velen verhuizen van het platteland naar de stad. In de stad werken de meeste mensen als arbeider in de fabriek, maar er ontstaat ook een middenklasse met meer geld en vrije tijd. Zij geniet van de moderne ontwikkelingen in de stad. 
Romantische kunstenaars staan niet stil bij deze nieuwe ontwikkelingen, maar er zijn ook kunstenaars die dat juist wél doen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat was het gevolg van de Industriële Revolutie in de 19e eeuw?
A
Er was geen verandering in de samenleving.
B
Velen verhuisden van het platteland naar de stad.
C
Velen verhuisden van de stad naar het platteland.
D
Mensen gingen minder werken.

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor werk deden de meeste mensen in de stad?
A
Arbeiders in de fabriek.
B
Winkeliers.
C
Boeren.
D
Kantoorpersoneel.

Slide 6 - Quizvraag

Modern Imperialisme
De industrialisatie zorg ervoor dat de West-Europese landen op zoek gaan naar koloniën; in deze koloniën zijn 'gratis' grondstoffen voor de industrie te halen en de producten van de fabrieken kunnen er ook weer verkocht worden. Er ontstaan grote wereldrijken, waar de blanke cultuur superieur is. 

Slide 7 - Tekstslide

Koloniën in de 19e eeuw

Slide 8 - Tekstslide

Autonome kunst
L'art pour l'art ofwel de kunst om de kunst is een Franse slogan uit de vroege 19e eeuw, letterlijk vertaald als 'de kunst om de kunst'.
Het is een kunstopvatting die stelt dat de enige doelstelling van kunst intrinsiek is. Een kunstwerk komt autonoom tot stand en heeft geen morele, didactische of utilitaristische functie. De kunstenaar kent zichzelf geen andere drijfveren toe dan het scheppen van een kunstwerk.

Slide 9 - Tekstslide

de Parijse Salon
1789 openbaar
Als in het Parijs van de 19de eeuw een verzamelaar een schilderij wil kopen, dan bekijkt hij eerst heel grondig de achterkant van het doek en het spieraam: als daar ergens een grote 'R' staat, dan ziet hij in de regel af van de aankoop. Zo'n schilderij is immers 'gerefuseerd', d.w.z. geweigerd voor de jaarlijkse Salontentoonstelling en bijgevolg is het veel minder waard. De prijs van een schilderij en de 'waarde' van een kunstenaar hangen nauw samen met het al dan niet toegelaten zijn tot de Salon. Op de afbeelding hier boven zie je de jury aan het werk. (detail van Henri Gervex: Le jury de peinture. 1865)

Slide 10 - Tekstslide

Fotografie
Louis Daguerre
William Henry Fox Talbot

Slide 11 - Tekstslide

fotografie voor iedereen
  • redelijk betaalbaar tov schilderkunst
  • strijd tussen fotografie en schilderkunst
  • rijken laten zich ivm formaat en kleur nog steeds afbeelden dmv schilderkunst
  • weergeven zoals je wilt ipv werkelijkheid
  • groot schilderij is status
  • schilders zoeken nieuwe technieken om zich te onderscheiden van fotografie


Slide 12 - Tekstslide

Wereldtentoonstelling
Het Britse Rijk is het grootste rijk ter wereld en bovendien lopen ze op industrieel gebied een beetje voor op West-Europa. Om hun superieuriteit te tonen aan de rest van de wereld organiseren Groot-Brittannië in 1851 de eerste wereldtentoonstelling. Op zo'n tentoonstelling worden uitvindingen en industriële producten getoond, maar ook de cultuur van de koloniën. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat werd er getoond op een wereldtentoonstelling?
A
Enkel uitvindingen
B
Cultuur van het thuisland
C
Uitvindingen, industriële producten en cultuur van koloniën
D
Alleen industriële producten

Slide 14 - Quizvraag

Welk land organiseerde de eerste wereldtentoonstelling?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Duitsland
D
Spanje

Slide 15 - Quizvraag

Crystal Palace
Voor zo'n grote tentoonstelling is een nieuw gebouw nodig. Er wordt gekozen voor het ontwerp van Joseph Paxton, een ontwerper van kassen. Hij ontwerpt een modern gebouw gemaakt van gietijzer en glas, zoals een broeikas. De meeste onderdelen van het gebouw zijn standaard onderdelen die in een fabriek gemaakt kunnen worden. Deze onderdelen worden dan ter plekke in elkaar gemonteerd. Hoewel het gebouw later afbrand, wordt het beschouwd als het voorbeeld van functionele architectuur. Er volgt een kort filmpje over deze tentoonstelling.

Slide 16 - Tekstslide

Van welke materialen werd Crystal Palace gebouwd?
A
Beton en staal
B
Klei en stro
C
Bakstenen en hout
D
Gietijzer en glas

Slide 17 - Quizvraag

Wie heeft het ontwerp gemaakt voor Crystal Palace?
A
Pablo Picasso
B
Leonardo da Vinci
C
Thomas Edison
D
Joseph Paxton

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

J. Paxton - Crystal Palace Londen, 1851

Slide 20 - Tekstslide

Eiffeltoren
In 1889 wordt de wereldtentoonstelling georganiseerd in Parijs (100 jaar na de Franse Revolutie!). Ook hier allerlei nieuwe uitvindingen als het elektrisch licht en de telefoon en bijzonder gebouw; de Eiffeltoren. Gustave Eiffel ontwerpt normaal spoorbruggen en hij laat met deze toren zien wat de mogelijkheden zijn van staalconstructies 

Slide 21 - Tekstslide

Bouw van de Eiffeltoren in 1889

Slide 22 - Tekstslide

Het volgende filmpje geeft een (enigszins geromantiseerde) indruk van de tentoonstelling in Parijs 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Eiffeltoren
Er is veel verzet tegen de bouw van de toren, er wordt zelfs een vergelijking gemaakt met een skelet. Daarom wordt afgesproken dat de toren na 20 jaar zal worden gesloopt. Maar de Eiffeltoren wordt een van de bekendste herkenningspunten van de stad en na 20 jaar blijft de toren gewoon staan. 

Slide 25 - Tekstslide

Wereldtentoonstellingen zijn een typisch verschijnsel van de 19e eeuw. Verklaar dit aan de hand van twee sociaal-economische ontwikkelingen.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Bekijk de afbeeldingen van Crystal Palace en de Eiffeltoren. Beide gebouwen wijken zowel qua architect als qua stijl af van de traditionele manier van bouwen. Leg dit voor beide aspecten uit.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

leg uit wat de voorstelling van dit
schilderij verbindt met de industriële
revolutie. Noem twee aspecten.

Slide 32 - Open vraag

Op welke manier heeft Turner de
dramatiek van het moment versterkt?
Noem twee aspecten.

Slide 33 - Open vraag