1. Vandaag is voor Mr Hartwell de eerste dag op een nieuwe school. (Sarah) False
2. Sarah heeft geen zin en verstopt zich onder de dekens. True
3. Zij heeft al vrienden op de nieuwe school. False
4. Sarah krijgt 5 minuten om naar beneden te gaan. True
5. Sarah krijgt pap voor ontbijt. (toast) False
6. Sarah gaat op de fiets naar school. (auto) False
7. Mrs Burton is de directrice van de nieuwe school. (principal) True
8. Het is druk in de gang van school. True
9. Sarah is de nieuwe _______________________ DOCENT/LERAAR/JUF