Quiz

Quiz 
Nederlands, 2025
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz 
Nederlands, 2025

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooraf
In twee- of drietallen.
Drie rondes van acht vragen, één ronde van 10 vragen
Denk om de spelling! Fout gespeld = fout antwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 1

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Welke taal wordt het meest gesproken in Zuid-Amerika?
A
Spaans
B
Portugees
C
Engels
D
Nederlands

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Welk woord moet op de puntjes:
bord....
....breker

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Welk zinsdeel is 'mij' in 'Hij geeft mij het goede antwoord'?
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Welke dag van de week is 'dimanche' in het Frans en 'Domingo' in het Spaans?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Wat is de juiste spelling?
A
onmiddellijk
B
onmiddelijk
C
onmidelijk
D
onmidellijk

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat is het voltooid deelwoord van 'daten'?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Als je in Duitsland zegt 'ich muss bellen', zeg je
A
ik moet telefoneren
B
ik moet ballen
C
ik moet blaffen
D
ik moet naar de wc

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Hoe noem je in Nederland een croque-monsieur?
A
een flensje
B
een tosti
C
een crêpe-monsieur
D
een baguette

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 2
Natuur en techniek

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het zinsdeel "een boterham"?

Swa smeert een boterham met choco.
A
O
B
LV
C
MV
D
HV

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Typ het beletselteken.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3. Dit is een voorbeeld van ...?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Welke spelling is de juiste?
A
moederdag
B
Moederdag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Zijn de leestekens hier juist gebruikt?
"Morgen", zei Jef, "is het een leuke dag op school."
A
juist
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Vervoeg "gebeuren" in de 3de persoon enkelvoud. Het ...

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Hoeveel letters telt het langste woord in Van Dale?
A
29
B
32
C
35
D
38

Slide 20 - Quizvraag

zandzeepsodemineraalwatersteenstralen
8. Hoe noem je "door de kat" in deze zin?

De muis werd door de kat in de lucht gegooid.
A
O
B
LV
C
MV
D
HV

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 3
spreekwoorden: vul het ontbrekende woord in

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Hij scheert iedereen over één ...

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Je moet niet verder kijken dan je ... lang is

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Weten waar ... de mosterd haalt.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Zwaar op de ... liggen

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Zachte heelmeesters maken stinkende ...

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Die jongen groeit op voor galg en ...

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Een ... in een glas water

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Hij valt met zijn ... in de boter

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 4
Categorie
Tip: schrijf de antwoorden zelf ook op!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is het verschil tussen een objectieve en subjectieve tekst?
A
Een objectieve tekst is korter.
B
Een subjectieve tekst geeft feiten.
C
Een objectieve tekst bevat meningen.
D
Een subjectieve tekst drukt meningen uit.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Wat is het onderwerp in deze zin?

"Tijdens de les maakte hij plots een flauwe grap."

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Welke zin is correct?
A
Hij word later advocaat.
B
Word jij nu weer boos?
C
We wouden naar huis gaan.
D
Hun hebben honger.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Welke tekststructuur heeft een recensie?
A
Probleemstructuur
B
Maatregelstructuur
C
Handelingstructuur
D
Evaluatiestructuur

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. In welk genre hoort een dystopisch verhaal thuis?
A
fantasy
B
mythe
C
sprookje
D
sciencefiction

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Geef een synoniem voor een overdrijving.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Is dit een enkelvoudige zin, of een samengestelde zin met onderschikking of nevenschikking?

Het examen Nederlands is niet moeilijk als je grondig studeert.
A
enkelvoudig
B
onderschikking
C
nevenschikking

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Hij is een wandelende encyclopedie.

Dit is een voorbeeld van een ...

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De avondzon zakte langzaam achter de donkere heuvels, haar gouden stralen spiegelden in het kabbelende beekje dat door het stille bos kronkelde. De zachte wind fluisterde tussen de bladeren, alsof de natuur haar diepste geheimen met mij wilde delen. Mijn hart bonkte wild van verlangen en melancholie, want hier, temidden van deze ongerepte schoonheid, voelde ik me voor het eerst werkelijk vrij. De wereld leek even stil te staan, en in die stilte vond ik de echo van mijn eigen ziel.

Dit is een voorbeeld van ...
A
romantiek
B
realisme

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je dit leesteken ook al weer?


Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou volgend jaar meer moeten gebeuren?

Slide 42 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou volgend jaar minder moeten gebeuren?

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet volgend jaar doorgaan?

Slide 44 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wil je verder nog wat kwijt?

Slide 45 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies