Pijn

Pijn en pijnbehandeling
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Pijn en pijnbehandeling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de basisprincipes van pijn begrijpen en verschillende pijnbehandelingen identificeren.

Slide 2 - Tekstslide

Wat versta je onder pijn?

Slide 3 - Woordweb

Wat is pijn?
Pijn is een onplezierige sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselschade.

Slide 4 - Tekstslide

Pijn is.....
  • Wat de cliënt zegt wat het is
  • Wanneer de cliënt zegt dat het is 
  • Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring
  • Een waarschuwing 

Slide 5 - Tekstslide

Noem enkele oorzaken van pijn...

Slide 6 - Open vraag

Oorzaken
Beschadiging van het lichaam
Infectie
Tumorgroei
Beknelling
Overbelasting
Vermoeidheid
Spanning en stress

Slide 7 - Tekstslide

Werking van pijnreceptoren
Pijnreceptoren, ook bekend als nociceptoren, zijn gespecialiseerde zenuwvezels die geactiveerd worden door schadelijke prikkels.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten pijn
  • Acute pijn = pijn die plotseling optreedt
  • Chronische pijn  = pijn die langer dan 3 - 6 maanden blijft
  • Nociceptieve pijn = pijn door weefselbeschadiging
  • Doorbraakpijn = pijn die door gegeven medicatie breekt

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat veroorzaakt acute pijn?
A
Een ontsteking.
B
Een specifieke schadelijke stimulus.
C
Een genetische afwijking.
D
Langdurige stress.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe lang kan chronische pijn duren?
A
Binnen een paar uur.
B
Een paar maanden.
C
Enkele dagen tot weken.
D
Maanden of zelfs jaren.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen acute en chronische pijn?
A
Acute pijn treedt op als reactie op een specifieke schadelijke stimulus en gaat meestal binnen een bepaalde tijd weg.
B
Acute pijn houdt langer aan en kan maanden of zelfs jaren duren.
C
Chronische pijn treedt op als reactie op een specifieke schadelijke stimulus en gaat meestal binnen een bepaalde tijd weg.
D
Chronische pijn houdt langer aan en kan maanden of zelfs jaren duren.

Slide 13 - Quizvraag

Welke soort pijnprikkel heeft te maken met temperatuurveranderingen?
A
Chemisch
B
Optisch
C
Thermisch
D
Mechanisch

Slide 14 - Quizvraag

Welk type pijnprikkel is gebaseerd op druk of beweging?
A
Mechanisch
B
Elektrisch
C
Thermisch
D
Chemisch

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn de verschillende soorten pijnprikkels?
A
Mechanisch, thermisch, chemisch
B
Visueel, olfactorisch, gustatoir
C
Biologisch, fysisch, magnetisch
D
Elektrisch, optisch, auditief

Slide 16 - Quizvraag

Wat doet pijn met iemand?

Slide 17 - Tekstslide

De cirkel van Loeser
De cirkel van Loeser is een model dat de interactie tussen lichamelijke pijn, emotionele pijn en gedachten over pijn visualiseert.

Slide 18 - Tekstslide

Pijnervaring is subjectief en kan worden beïnvloed door factoren zoals emoties en gedachten. 

Slide 19 - Tekstslide

Lichamelijke pijn
Lichamelijke pijn kan worden veroorzaakt door letsel, ziekte of andere fysieke oorzaken. Het kan variëren in intensiteit en duur.

Slide 20 - Tekstslide

Emotionele pijn
Emotionele pijn verwijst naar de psychologische impact van pijn en kan gevoelens van verdriet, angst en frustratie veroorzaken.

Slide 21 - Tekstslide

Gedachten en pijn
Gedachten over pijn, zoals catastroferende gedachten, kunnen de pijnervaring versterken en het moeilijker maken om met pijn om te gaan.

Slide 22 - Tekstslide

Pijn en gedrag
Pijn kan invloed hebben op het gedrag van een persoon, zoals vermijdingsgedrag of veranderingen in activiteitenniveau.

Slide 23 - Tekstslide

Pijngedrag
  • Pijngedrag is cultuur gebonden
  • Mannen en vrouwen gaan anders om met pijn
  • Pijn beïnvloedt ook de omgeving van degenen die lijdt
  • Pijn kan naast een lichamelijke of psychische context ook een cultuurgebonden iets zijn

Slide 24 - Tekstslide

Culturele context van pijn
  • Pijn als passie 
  • Pijn die samenhangt met het vrouwelijke of het mannelijke (in verschillende culturen), 
  • Pijn als expressie van religieuze gevoelens, 
  • Pijn in de sport, 
  • Pijn in of als kunst, 
  • Pijn als onverwachte begeleider van veroudering of ziekte 

Slide 25 - Tekstslide

Pijnsensitisatie
Pijnsensitisatie verwijst naar een verhoogde gevoeligheid voor pijn als reactie op aanhoudende pijnprikkels.

Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je al over pijn en pijnbehandeling?

Slide 27 - Woordweb

Pijn meten en indexeren
Pijn kan worden gemeten en geïndexeerd met behulp van verschillende observatieschalen, zoals de Numerieke Rating Schaal (NRS) en de SCEGS bij chronische pijn.

Slide 28 - Tekstslide

NRS

Slide 29 - Tekstslide

VAS

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Pijnstillers volgens de WHO-pijnladder
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een pijnladder ontwikkeld die de stapsgewijze aanpak van pijnbestrijding beschrijft.

Slide 32 - Tekstslide

Stap 1: Paracetamol
Paracetamol is een effectieve pijnstiller met weinig bijwerkingen. Het kan worden gebruikt voor hoofdpijn, kiespijn en spierpijn.

Slide 33 - Tekstslide

Stap 2: NSAID
NSAID's zijn ontstekingsremmende middelen die ook pijnstillend werken. Ze kunnen maagdarmklachten en nierproblemen veroorzaken, dus een maagbeschermer kan nodig zijn.

Slide 34 - Tekstslide

Stap 3: Zwakwerkende opioïde
Zwakwerkende opioïden zoals codeïne en tramadol kunnen worden gebruikt bij matige tot ernstige pijn. Bijwerkingen zijn onder andere verstopping en misselijkheid.

Slide 35 - Tekstslide

Stap 4: Sterk werkende opioïde
Sterk werkende opioïden zoals morfine, oxycodon en fentanyl worden gebruikt voor ernstige pijn. De dosering wordt aangepast op basis van het effect.

Slide 36 - Tekstslide

Stap 5: Opioïde met injectie
In sommige gevallen kan een opioïde via injectie worden toegediend voor snelle en efficiënte pijnbestrijding.

Slide 37 - Tekstslide

Waarvoor worden sterk werkende opioïden gebruikt?
A
Voor matige pijn.
B
Voor hoofdpijn en kiespijn.
C
Voor ernstige pijn.
D
Voor maagdarmklachten.

Slide 38 - Quizvraag

Welke bijwerkingen kunnen optreden bij zwakwerkende opioïden?
A
Hoofdpijn en kiespijn.
B
Verstopping en misselijkheid.
C
Spierpijn en maagdarmklachten.
D
Maagdarmklachten en nierproblemen.

Slide 39 - Quizvraag

Wanneer worden zwakwerkende opioïden gebruikt?
A
Bij maagdarmklachten.
B
Bij matige tot ernstige pijn.
C
Bij hoofdpijn en kiespijn.
D
Bij lichte pijn.

Slide 40 - Quizvraag

Wat zijn de bijwerkingen van NSAID's?
A
Verstopping en misselijkheid.
B
Hoofdpijn en kiespijn.
C
Spierpijn en maagdarmklachten.
D
Maagdarmklachten en nierproblemen.

Slide 41 - Quizvraag

Wat is Paracetamol?
A
Een ontstekingsremmend middel.
B
Een zwakwerkende opioïde.
C
Een effectieve pijnstiller met weinig bijwerkingen.
D
Een maagbeschermer.

Slide 42 - Quizvraag

Alternatieven voor medicatie
  • Oefentherapie
  • Praten met psycholoog of gedragstherapeut
  • Complementaire zorg (massage / aromatherapie / mindfullness / meditatie)
  •  Acupunctuur of dry-needling
  • Zenuwblokkade
  • Bestraling
  • Wisselligging
  • Afleiding

Slide 43 - Tekstslide

PAIC 
  • De PAIC15-observatieschaal. PAIC staat voor Pain Assessment in Impaired Cognition. Dat betekent: pijn observatie bij een cognitieve stoornis. 


Slide 44 - Tekstslide

Opdrachten
  • https://free-learning.nl/modules/paic15/start-nl.html
  • Module 2: beschrijf een casus uit de praktijk en de interventies van pijnbestrijding die jullie hebben toegepast en onderbouw waarom deze kunnen werken (vanuit de literatuur, dus wat je hebt gelezen in je boek)
  • Module 3: beschrijf een casus uit de praktijk waarbij je de PAIC observatieschaal toepast
  • Module 1: maak de  opdracht multidisciplinaire zorg en verwerk daarin een casus over een cliënt met pijn.


Slide 45 - Tekstslide