Les 2: Piramides en energiestromen

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel individuen heb je per schakel nodig? Gebruik de juiste termen.

Slide 3 - Open vraag

Heeft een piramide van aantallen altijd een piramidevorm?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Piramide van aantallen

Slide 5 - Tekstslide

Bedenk een voorbeeld bij deze piramide.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Piramide van aantallen
Piramide van biomassa

Slide 8 - Tekstslide

Energiestroom

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Het gaat nu goed met de nestrovers zoals buizerds en kiekendieven. Veertig jaar geleden was dat wel anders. Door het gebruik van landbouwgif ter bestrijding van insecten legden deze vogels toen massaal het loodje. In tegenstelling tot biomassa gaat landbouwgif niet verloren in hogere schakels van de voedselketen.
2p Leg uit hoe het komt dat juist roofvogels, zoals kiekendief en buizerd, sterven door het gebruik van landbouwgif.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Er is tussen de salamander en de spitsmuis
een verschil in het percentage voedsel dat
gebruikt wordt voor verbranding.
Geef daarvoor een verklaring op basis van
de gegevens in tabel 2.

Slide 16 - Open vraag

Het percentage van het voedsel dat
terechtkomt in de urine en/of de feces
is bij de rups groter dan bij de salamander
en bij de eekhoorn groter dan bij de spitsmuis.
Geef hiervoor een verklaring.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

waarom een piramide?

Slide 19 - Tekstslide

trofisch niveau

Slide 20 - Tekstslide

BINAS 93A2

Slide 21 - Tekstslide

Als ik een muis en een uil met elkaar vergelijk, dan is bij de uil:
A
F groter
B
F kleiner
C
P/A gelijk
D
P/A kleiner

Slide 22 - Quizvraag

Leg uit hoe en waardoor de productiviteitsefficiëntie verschilt tussen een muis en een kikker.

Slide 23 - Open vraag

Waarom denk je dat een voedselpiramide wordt gebaseerd op biomassa, en niet op aantallen organismen.

Slide 24 - Open vraag

Piramidemodellen
  • Piramide van biomassa
  • Piramide van aantallen

Slide 25 - Tekstslide

Wat staat er altijd onderaan de voedselpiramide? En wat bovenaan?
A
Onder: toppredator Boven: consument
B
Onder: producent Boven: toppredator
C
Onder: consument Boven: producent

Slide 26 - Quizvraag

Welke piramide heeft altijd een piramidevorm?
A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa
C
Beide piramides
D
Geen van beide piramides

Slide 27 - Quizvraag

Waar kun je biomassa mee vergelijken?
A
Water
B
Glucose
C
Gewicht
D
Fotosynthese

Slide 28 - Quizvraag

Wordt de hoeveelheid biomassa in de volgende schakel kleiner of groter?
A
Kleiner
B
Groter
C
Blijft gelijk
D
Verschilt per ecosysteem

Slide 29 - Quizvraag

Wat voor piramide zie je op het plaatje?
A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa
C
Kun je niet zien aan dit plaatje

Slide 30 - Quizvraag

EB10: De energiestroom in een ecosysteem
  • Producenten kunnen door fotosynthese glucose maken
  • Glucose is een energierijke stof
  • Van glucose kunnen andere energierijke stoffen gemaakt worden, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 31 - Tekstslide

EB10: De energiestroom in een ecosysteem
  • Energie wordt van de ene schakel doorgegeven naar de volgende doordat organismen worden opgegeten
  • Elke schakel hoger in de voedselketen neemt de biomassa af

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

EB10: De energiestroom in een ecosysteem
  • De energierijke stoffen kunnen gebruikt worden voor groei, maar ook voor beweging of transport. Dit noemen we verbranding
  • Organismen kunnen ook dood gaan zonder opgegeten te worden
  • Een deel van deze stoffen wordt dus niet doorgegeven aan de volgende schakel!

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Trofisch betekent: betrekking hebbend op voedel. Producenten in een voedelketen hebben trofisch niveau 1. Ze zijn de eerste voedsellaag voor de consumenten 1e orde. Die zijn trofisch niveau 2 want ze zijn zelf weer voedsel en wel de 2e voedsellaag in de keten.

Slide 36 - Tekstslide

Als we van een voedselketen in een ecosysteem de aantallen gaan bepalen van de producenten, consumenten 1e, 2e, 3e...orde en we gaan die boven elkaar zetten met de producenten onder, dan krijgen we een piramide vorm.
Dit noemen we de piramide van aantalllen.
Met zo'n piramide kun je inzichtelijk maken dat producenten de energie leveren voor de andere organismen

Slide 37 - Tekstslide

Maar niet in alle gevallen heeft een piramide van aantallen een piramide vorm. In onderstaand voorbeeld is er één grote eikenboom, 300 processierupsen, 15 pimpelmezen en 1 havik.

Slide 38 - Tekstslide

Als we niet de aantallen gaan meten van de soorten in een voedselketen, maar de totale biomassa per soort, dan zien we wel weer een piramide vorm terug.
De biomassa is de totale hoeveelheid organische massa (gram, kg, ton) van organismen. Bijvoorbeeld de totale massa van alle koolmezen. Meestal wordt het drooggewicht (droge stof) genomen. Dat is de totale massa zonder water. (het organische materiaal wordt dan eerst gedroogd)

Slide 39 - Tekstslide