H2. Doelgroepen

H2. Ontwikkelingsfases
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2. Ontwikkelingsfases

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
• ken je de lichamelijke ontwikkeling van kinderen en jongeren; • ken je de cognitieve ontwikkeling van kinderen en jongeren; • ken je de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren;
• weet je welke factoren de ontwikkeling kunnen beïnvloeden.

Slide 2 - Tekstslide

Ontwikkelingsgebieden
1. Lichamelijke (motorische) ontwikkeling > ontwikkeling van het lichaam, motoriek en bewegen
2. Cognitieve ontwikkeling > ontwikkeling van het denken, waarnemen, geheugen, spraak en taal. 
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling > omgang met anderen, en de emotionele ontwikkeling over emoties en gevoelens. 

Slide 3 - Tekstslide

Ontwikkelingsfases?

Slide 4 - Woordweb

Welke ontwikkelingsfasen zijn er?

Slide 5 - Open vraag

Ontwikkelingsfasen
Zijn de periodes in het leven van een persoon


Baby 
0-1 jaar
Peuter
2-4 jaar
Kleuter
4-6 jaar
Schoolkind
6-12 jaar
Tiener
12-17 jaar
Jongvolwassene
18-35 jaar

Slide 6 - Tekstslide

Baby 0-1 jaar
Een pasgeboren baby is afhankelijk van zijn ouders. Hij heeft enkele reflexen om te kunnen overleven. 

Een reflex is een automatische reactie op prikkels van buitenaf.
- Zuigreflex
- Grijpreflex 
 

Slide 7 - Tekstslide

Ontwikkelingsgebieden baby
Lichamelijke ontwikkeling:
Zuigreflex en grijpreflex.
De eerste bewegingen doet de baby met zijn hoofd om het hoofd te draaien naar de kant waar geluid vandaan komt.

Geestelijke ontwikkeling:
 Baby maakt onduidelijke geluidjes. Het is goed om veel te praten met de baby, na elf maanden leert hij de eerste woordjes.
Herhaling is belangrijk, hier leert de baby van. 
Immiteren

Sociale ontwikkeling:
Hechting is belangrijk! (= positieve emotionele band die zich ontwikkelt tussen een kind en een of meerdere belangrijke personen.) 
Het is belangrijk dat een baby veel liefde krijgt hierdoor krijgt hij vertrouwen in mensen. 
Eenkennigheid 


Slide 8 - Tekstslide

Peuter (2-4)
Lichamelijke ontwikkeling:
De peuter is erg beweeglijk; loopt, klimt, rent. (= grove motoriek) 
Fijne motoriek ontwikkelt zich ook verder; eenvoudige puzzels maken. 
Zindelijkheid.

Geestelijke ontwikkeling:
Taal wordt beter. In het begin benoemt de peuter vooral wat hij ziet, later begrijpt hij gesprekken en eenvoudige verhalen. 
Spreekt in zinnen van drie tot 5 woorden. ROnd de 3/4 jaar spreekt een peuter makkelijker. 
Leert het begrip tijd kennen 
Kennis: De peuter leert door uit te proberen. Veel spelen en hem uitdagen is belangrijk.

Sociale ontwikkeling:
Gedrag: De peuter wordt koppig (peuterpubertijd).  Kan moeilijk delen en samen spelen.
Emotie: Kan zich laten troosten door anderen. De eenkennigheidsfase is voorbij.



Slide 9 - Tekstslide

Kleuter 2-4 jaar
Lichamelijke ontwikkeling:
Kan kleuren zien en benoemen.
Seksualiteit: Kleuter is zich bewust
 van het verschil tussen jongens en meisjes.

Geestelijke ontwikkeling:
Taal: Je kan de kleuter nu goed begrijpen
 want hij kan goed praten.
Kennis: De kleuter kan al beter dingen onthouden.
Zij hebben veel fantasie.

Sociale ontwikkeling:
Gedrag: Belangrijk is nu dat kleuters
 beseffen dat er een verschil is tussen goed en kwaad.
Imiteren



Slide 10 - Tekstslide

Kleuter (4-6)

Slide 11 - Tekstslide

Schoolkind (6-12)

Slide 12 - Tekstslide

Tiener/puber (12-17)
Puberteit = Periode van rijping waarin de geslachtsorganen zich volledig ontwikkelen. 

Conflicten met ouders door vormen van eigen mening. 

Centraal staan vragen:
- Wie ben ik?
- Wat kan ik?
- Wat wil ik?
- Hoe denken anderen over mij? 

Slide 13 - Tekstslide

Tiener/puber (12-17 jaar)

Slide 14 - Tekstslide

Jongvolwassene (18-35 jaar)

Dit is een fase in het leven waarbij je  je vooral gaat voorbereiden op
een zelfstandig leven in de samenleving.

Als je achttien jaar bent, dan ben je voor de wet volwassen. 
Je mag: 
-stemmen,
- trouwen
- een huis kopen
-  een bedrijf beginnen 
en je bent juridisch geheelzelf verantwoordelijk voor je daden.


Slide 15 - Tekstslide

Invloeden op ontwikkeling
Interne factoren: aangeboren factoren. Bijvoorbeeld erfelijke factoren.
Externe factoren: Komen vanuit de omgeving. Bijvoorbeeld opvoeding. 

Factoren kunnen de ontwikkeling positief of negatief beïnvloeden. 

Slide 16 - Tekstslide

Negatieve invloeden op de ontwikkeling
Negatieve invloeden op de ontwikkeling: 
Er zijn allerlei zaken die de ontwikkeling moeilijker maken.
1. Geboorte 
2. Gezin 
3. Omgeving



Slide 17 - Tekstslide