GYM 3 - DI 12-4 Poezie 2

Nodig: KERN + schrift
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nodig: KERN + schrift

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

  • Uitleg stijlfiguren & beeldspraak
  • Aan de slag!

  • Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het doel van poëzie?

Slide 3 - Tekstslide

Wat wil je worden? vroeg de juf
't was in de derde klas
ik keek haar aan en wist t niet
ik dacht dat ik al iets was



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Made in Madurodam II
De kroketten in het restaurant
zijn aan de kleine kant

Slide 9 - Tekstslide

Poëzie

Slide 10 - Tekstslide

Poëzie
  • Alinea’s heten ‘strofes’
  • Hebben vaak een ritme (metrum)
  • Hebben vaak een vorm van rijm
  • Wordt vaak gebruikgemaakt van andere typografie
  • Soms is er een andere zinsbouw
  • Hebben vaak stijlfiguren en beeldspraak

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguren en beeldspraak
Stijlfiguren: taaltrucjes
 bijv. hyperbool (overdrijving)

Het duurde tien jaar voordat je eindelijk eens terugbelde.

Beeldspraak: beelden gebruiken in plaats van de werkelijkheid
Jouw kamer lijkt echt op een zwijnenstal!

Slide 13 - Tekstslide

Welke stijlfiguren ken je?
Hyperbool
Rijm



Typ ze in het chatvak! :-)

Slide 14 - Tekstslide

Veelvoorkomende stijlfiguren
  • Hyperbool
  • Rijm
  • Repetitio (herhaling)
  • Tricolon (drieslag) --> Veni, vidi, vici
  • Climax
  • Eufemisme --> naar een betere wereld gaan
  • Understatement --> Einstein wist wel het een en ander van natuurkunde.
  • Antithese (tegenstelling) --> mooi/lelijk
  • Retorische vraag
  • Vormen van spot: ironie, sarcasme, cynisme

Slide 15 - Tekstslide

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?

Slide 16 - Tekstslide

Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt?

Slide 17 - Tekstslide

Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

Slide 18 - Tekstslide

Vormen van beeldspraak

  • Soms wordt de werkelijkheid wel genoemd:
Hij (werkelijkheid) is een boom (beeld) van een vent. = vergelijking (met als/dan)

  • Soms wordt de werkelijkheid niet genoemd:
Wat een zwijnenstal (beeld)! = metafoor



  • Soms worden dingen menselijk:
De wind zucht al de hele dag. = personificatie


  • Soms noem je een deel, terwijl je een geheel bedoelt (of andersom):
Nederland heeft het WK gewonnen!
Er hangt daar een Rembrandt.
= metonymia

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
    Lezen:
    p. 302 & 303 + p. 306 & 307

    Maken:
    * Opdr. 1 t/m 4 (oefenen) op p. 192.
    * Twee van de vier 'Ontdekken'-opdrachten

    Klaar? Verdiep je alvast in de eindopdracht:
    - Kies een van deze twee onderzoeksopdrachten:
    > Onderzoeksopdracht A1 op p.137 of  
    > Onderzoeksopdracht C5 op p.193  

    Slide 24 - Tekstslide

    Huiswerk & Taalvout
    Lezen:
    p. 302 & 303 + p. 306 & 307

    Maken:
    * Opdr. 1 t/m 4 (oefenen) op p. 192.
    * Twee van de vier 'Ontdekken'-opdrachten


    Slide 25 - Tekstslide