TaalCompleet A1 - thema 6- 6.14 Kleren wassen

6.14 Kleren wassen
  1. wassen
  2. vies
  3. schoon
  4. donker
  5. warm
  6. de graad
  7. ophangen
  8. droog
  9. zelf
  10. alles
  11. apart
  12. meteen





1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.14 Kleren wassen
  1. wassen
  2. vies
  3. schoon
  4. donker
  5. warm
  6. de graad
  7. ophangen
  8. droog
  9. zelf
  10. alles
  11. apart
  12. meteen





Slide 1 - Tekstslide

wassen (ww)
  • de was doen

  • Ik was
  • Jij/U wast - Was jij?
  • Hij/zij wast
  • Wij/Zij/Jullie wassen

  • zin: Op maandag moet ik altijd wassen en strijken.

Slide 2 - Tekstslide

vies <-> schoon
  • vies - vieze
  • schoon - schone

  • zinnen:
  • Mijn T-shirt is vies.
  • Mijn T-shirt is schoon.

Slide 3 - Tekstslide

donker
  • donker - donkere
  • donker <-> licht

  • zin: Dit zijn donkere kleuren.

Slide 4 - Tekstslide

warm
  • warm <-> koud
  • heel warm - heet

  • zin: Draai jij de warme kraan open?

Slide 5 - Tekstslide

de graad
  • de graden

  • zin: Ik was mijn kleding op
    40 graden.

Slide 6 - Tekstslide

ophangen (ww)
  • scheidbaar werkwoord

  • Ik hang de was op.
  • Jij / U hangt de was op. Hang jij de was op?
  • Hij / Zij hangt de was op.
  • Wij /Zij /Jullie hangen de was op.

Slide 7 - Tekstslide

droog
  • droog <-> nat
  • droog - droge
  • nat - natte

  • zinnen:
  • Het rechter hondje is droog.
  • Het linker hondje is nat.

Slide 8 - Tekstslide

zelf
  • zin: Ik was mijn kleding zelf.

Slide 9 - Tekstslide

alles
  • alles <-> niks

  • zin: Heb je alles gewassen?


Slide 10 - Tekstslide

apart
  • gescheiden van anderen of iets anders

  • zin: Heb je de witte was apart gewassen?

Slide 11 - Tekstslide

meteen
  • zonder te wachten
  • nu

  • zin: Ik ga mijn kleding meteen wassen.

Slide 12 - Tekstslide

... jij je kleding ook zelf?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van
'schoon'?
A
vis
B
vies
C
fies
D
fis

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van
'donker'?
A
heet
B
apart
C
koud
D
licht

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van
'warm'?
A
heet
B
apart
C
koud
D
zelf

Slide 16 - Quizvraag

Op hoeveel graden zet jij de wasmachine?

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'ophangen'.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van
'droog'?
A
niks
B
apart
C
meteen
D
nat

Slide 19 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'zelf'.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het tegenovergestelde van
'alles'?
A
niks
B
apart
C
meteen
D
nu

Slide 21 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'apart'.

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent ongeveer hetzelfde?
- meteen -
A
straks
B
nu
C
morgen
D
later

Slide 23 - Quizvraag