Herhalingsles spelling

Welkom!

Herhalingsles spelling H3 + H4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Herhalingsles spelling H3 + H4

Slide 1 - Tekstslide

Getallen voluit schrijven

Bestudeer voor de toets de theorie op bladzijde 120 intensief. Je krijgt in de toets theorievragen over dit stuk.

Je krijgt geen toepassingsvragen over dit stukje theorie.


Slide 2 - Tekstslide

Voor de honderdtallen t/m duizend gebruik je ...
A
cijfers
B
letters

Slide 3 - Quizvraag

Wel of geen tussen -n
Je schrijft eigenlijk altijd een -n, behalve in de volgende gevallen:

- als het eerste deel geen meervoud heeft.
- als het eerste deel een versterkende betekenis heeft (je kan dan 'heel erg' op de plaats van het eerste deel zetten).
- als het eerste deel gaat over iets waar er maar één van is.
- als het eerste deel ook een meervoud heeft op -s.
- als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van het woord?
beer + goed
A
bere-goed
B
berengoed
C
beregoed
D
beren-goed

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het woord?
rijst + pap
A
rijstenpap
B
rijstepap
C
rijste-pap
D
rijsten-pap

Slide 6 - Quizvraag

Wel of geen tussen -s
Je schrijft een extra -s als je de extra -s ook hoort. Begint het tweede deel van het woord met een s-klank, dan vervang je in je hoofd het tweede deel voor een woord zonder s-klank. Hoor je dan een s-klank, dan schrijf je ook een s-klank.

Vb.
station + chef = stationschef, want het is ook stationsklok


Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van het woord?
bruid + suite
A
bruidssuite
B
bruidsuite

Slide 8 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken tussen delen van een woord
Je gebruikt een koppelteken bij samenstellingen in de volgende gevallen:

- verkeerde uitspraak
- aardrijkskundige namen
- afkortingen die je uitspreekt als losse letters
- symbolen en tekens
- als het tweede deel met een hoofdletter begint
- samenstelling met het voorvoegsel: ex- , oud- en non-



Weglatingsteken
Als je een deel van het woord weglaat moet je een liggend streepje ervoor terugzetten. Laat je een heel woord weg, hoeft dit niet.

Vb. aanvoer en afvoertroepen -->  aan- en afvoertroepen
       grote boeken en kleine boeken --> grote en kleine boeken 


Slide 9 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van het woord?
oud + voorzitter
A
oudvoorzitter
B
oud-voorzitter

Slide 10 - Quizvraag

Afkortingen
Een weergave van een woord(groep) door een beperkt aantal (begin)letters. Je spreekt ze uit als het oorspronkelijke woord. Een afkorting schrijf met 1 of meer punten. Gebruik een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijk woord voorkomt.
dr. = doctor
m.a.w. = met andere woorden



Slide 11 - Tekstslide

Symbolen
Een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Als je een symbool leest, spreek je het hele woord uit waar het voor staat. Je schrijft een symbool ZONDER punt.

Mg = magnesium
V = Volt

Slide 12 - Tekstslide

Letterwoord en initiaalwoord
Letterwoord bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep, je spreekt de korte vorm uit als een woord. Je schrijft dit ZONDER punten.
havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs

Een initiaalwoord spreek je uit als een stel losse letters en wordt ook gevormd door de eerste letters van een naam of woordgroep. Je schrijft dit ZONDER punten.
NS = Nederlandse Spoorwegen

Slide 13 - Tekstslide

Verkortingen
Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je schrijft verkortingen ZONDER punten.

horeca = hotels, restaurants, cafés
airco = airconditioning

Slide 14 - Tekstslide

H2O
A
initiaalwoord
B
symbool
C
afkorting
D
letterwoord

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent z.o.z.?

Slide 16 - Open vraag

Schrijf het volgende woord korter op:
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

Slide 17 - Open vraag

Trema

Je gebruikt een trema in een afleiding om te voorkomen dat twee klinkers als een nieuwe klank worden uitgesproken. 
Vb. beïnvloeden

Ook gebruik je een trema bij woorden die van een andere taal afkomen. De schrijfwijze van deze woorden moet je gewoon leren.
Vb. überhaupt

Let op: bij een samenstelling krijg je altijd een koppelteken om te voorkomen dat klinkers als een nieuwe klank worden uitgesproken.

Slide 18 - Tekstslide

Apostrof

- Je gebruikt een apostrof als je een deel van het woord weglaat.
's morgens --> des morgens

- Je gebruikt een apostrof in het meervoud aan het einde van een woord als je anders het woord verkeerd uit zou spreken.
accu's                        sprays                  lolly's

- In afleidingen van letterwoorden.
havo'er

- bij meervouden van initiaalwoorden.
pc's

- bij verkleinwoorden die eindigen op 'y'.
baby'tje


Slide 19 - Tekstslide

Wel of niet goed geschreven?

essay's
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Wel of niet goed geschreven?

intuïtie
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Leeroverzicht

Spelling H3
- Getallen voluit schrijven (leer hier alleen de theorie van, je krijgt enkel theorievragen hierover)
- Tussenletters in samenstellingen
- Koppelteken
- Weglatingsteken
- Spelling woorddictee (opdracht 6)
- Werkwoordspelling


Spelling H4
- Afkortingen, verkortingen, initiaalwoorden, letterwoorden en symbolen
- Trema
- Apostrof
- Spelling woorddictee (opdracht 5)
- Werkwoordspelling

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag...

Kies nu zelf wat je deze les nog wilt gaan doen:
- leren voor de toets van spelling
- werken aan je boekvergelijking

Inleverdatum boekvergelijking:
26 maart 23.59uur.

Toetsdata:
Groep 1: maandag 29 maart
Groep 2: dinsdag 30 maart

Slide 23 - Tekstslide