Taalverzorging les 6 tot en met 8 (3.9/4.9/5.9)

timer
10:00
Les 6
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00
Les 6

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Vragen over de weektaak
  • Uitleg 3.9/4.9
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
2.8: 1-1 tot en met 1-4, 4, 7-1 en 7-2, 9, 11-1 tot en met 11-3. (digitaal)
3.8: 1-1 tot en met 1-3, 5, 9-1 tot en met 9-3. (digitaal)

*Ik kan alle woordsoorten benoemen van
het schema op pagina 233.
(behalve vw = voegwoord)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is juist?
pannekoek of pannenkoek

groentesoep of groentensoep

reuzenleuk of reuzeleuk
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Tussenletters basiskennis
Je kent het:
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • begrip samenstelling
  • begrip afleiding

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling
Twee losse woorden aan elkaar geplakt.

fiets        en        bel             => fietsbel

auto       en       rijden               => autorijden

Slide 6 - Tekstslide

Afleiding
Woord met voorvoegsel of achtervoegsel

contra       en        spionage     => contraspionage

geel        en     achtig        => geelachtig 

Slide 7 - Tekstslide

3.9 Tussenletters p. 220
  1. Je hoort de s => dorp & plein: dorpsplein 
  2. Je hoort de s niet goed => station & chef: stationschef
  3. Eerste deel alleen meervoud op -en => en
pan en koek => pannen (pans bestaat niet)
pannenkoek
kat en bak => katten (kats bestaat niet)
kattenbak

Slide 8 - Tekstslide

3.9 Tussenletters => uitzonderingen
Regel 4: uitzonderingen dan een E als eerste deel...
  • geen zn is
  • geen meervoud heeft
  • alleen meervoud op s heeft
  • zowel meervoud op s als en heeft
  • aangeeft hoe leuk iets is als bn: reuzeleuke vakantie
  • uniek is: zonneschijn

Slide 9 - Tekstslide

Werkmoment = weektaak
  • Ga met de weektaak bezig.
  • Opdracht rood? Vraag mij te resetten.

Vraag?
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg (zachtjes) met je buur.
  3. Vraag mij.

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?


Welke vragen heb je?

Slide 11 - Tekstslide

timer
10:00
Les 7

Slide 12 - Tekstslide

Planning
  • Uitleg 4.9 / 5.9
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les 

Slide 13 - Tekstslide

4.9 Leestekens (p. 69/deel b)

Slide 14 - Tekstslide

Waarom schrijf je...               (p. 69)
  1. ruïne met trema en buiig niet?
  2. categorin met 2 e's op het eind en koloniën met 1? 
  3. havoër met een trema en vmbo'er met een apostrof?
  4. Anna's fiets en Max' brommer?
timer
3:00

Slide 15 - Tekstslide

Leestekens
Trema boven een klinker waarmee je aangeeft dat daar een nieuwe lettergreep begint. Nodig voor uitspraak.

Apostrof weglating van een of meer letters; bij bezitsaanduiding van woorden die eindigen op een s-klank/lange klank; na cijfers of afkortingen (A4'tje, vmbo'er), meervoudsvorm (pony's) verkleinvorm (baby'tje)
woord met voor- of achtervoegsel

Slide 16 - Tekstslide

Leestekens
Accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt. Moet je uit je hoofd leren. Dicteewoorden en woorden uit de oefeningen.

Afkomstig uit het Frans.


Slide 17 - Tekstslide

5.9 Spelling p.139
- weglatingsstreepje
- koppelteken

Slide 18 - Tekstslide

Weglatingsstreepje
Soms staan in een zin twee samenstellingen naast elkaar met daarin hetzelfde woord.

Een iPad heeft voordelen en nadelen.
Een iPad heeft voor- en nadelen.
Ik ga op maandagavond of woensdagavond volleyballen.
Ik ga op maandag- of woensdagavond volleyballen.

Slide 19 - Tekstslide

stageuren
zoeven

Slide 20 - Tekstslide

Koppelteken in samenstelling
  • vanwege de uitspraak: radio-omroep, na-apen
  • met cijfers, letters of andere tekens: 70-jarige, €-teken
  • als delen van de samenstelling gelijkwaardig zijn

woon-werkverkeer  <=>   werk-woonverkeer

Geen samenstelling? Dan trema => hygiëne, ruïne, skiën

Slide 21 - Tekstslide

Koppelteken ook bij...
- Landen/steden met extra plaatsinformatie Noord-Brabant, Zuid-Amerika

- Bij dubbele achternamen Edith Visser-de Vries

- Bij een functie, rang of titel assistent-bedrijfsleider, minister-president

- Bij niet, non, oud en ex met zn niet-roker, oud-klasgenoot, ex-collega

Slide 22 - Tekstslide

Werkmoment = weektaak
  • Ga met de weektaak bezig.
  • Opdracht rood? Vraag mij te resetten.

Vraag?
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg (zachtjes) met je buur.
  3. Vraag mij.

Slide 23 - Tekstslide

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?


Welke vragen heb je?

Slide 24 - Tekstslide

timer
10:00
Les 8

Slide 25 - Tekstslide

Planning
  • Beheers je de stof?
  • Wat kennen/kunnen voor de toets
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les met weektaak volgende week

Slide 26 - Tekstslide

Noem drie kenmerken van een zelfstandig naamwoord.

Slide 27 - Open vraag

Welk wvn hoort er bij:
Wij ...
A
onze
B
ons
C
zich
D
je

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel zn zitten er in deze zin?
Op sommige scholen staat er een robot voor de klas.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel telwoorden in deze zin?
De eerste telefoon ging al na drie maanden kapot.
A
2 bhtw
B
2 ortw
C
1 brtw en 1 bhtw
D
1 ortw en 1 bhtw

Slide 30 - Quizvraag

Mijn tante wil morgen komen eten.
Welke werkwoordsoorten?

Slide 31 - Open vraag

's morgens riep de kleuter uit ik vind italiaanse lasagne heerlijk als ontbijt

Slide 32 - Open vraag

Maak een correcte samenstelling
hoog + school
A
hogeschool
B
hoogschool
C
hogenschool
D
hogesschool

Slide 33 - Quizvraag

Maak een correcte samenstelling.
Zon + bril
A
zonnenbril
B
zonbril
C
zonnebril
D
zonsbril

Slide 34 - Quizvraag

Welk woord is NIET
goed geschreven?
A
cliché
B
vmboër
C
Dennis' rugzak
D
enquête

Slide 35 - Quizvraag

Welk woord is NIET
goed geschreven?
A
mevrouw Van Dijk Pieters
B
non-stop
C
hang-en-sluitwerk
D
€-teken

Slide 36 - Quizvraag

Wat kennen/kunnen

Slide 37 - Tekstslide

Werkmoment = weektaak
  • Ga met de weektaak bezig.
  • Opdracht rood? Vraag mij te resetten.
  • Alles af? Fictie taak.
Vraag?
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg (zachtjes) met je buur.
  3. Vraag mij.
Alle opdrachten van deze week zijn af
voor de eerste les van volgende week.

Slide 38 - Tekstslide

Afsluiting


Weektaak volgende week

Slide 39 - Tekstslide