Arm en Rijk 1.3 Globalisering en het voedselvraagstuk

1.3 Globalisering en het voedselvraagstuk 

Arm en Rijk
H1 Genoeg voor iedereen? 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeWOStudiejaar 4-6

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.3 Globalisering en het voedselvraagstuk 

Arm en Rijk
H1 Genoeg voor iedereen? 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Wat verklaart de ruimtelijke verschillen in de mondiale voedselvoorziening?
  • In hoeverre spelen globalisering en technische ontwikkeling een rol bij de voedselproductie en consumptie?

Slide 2 - Tekstslide

Honger in de wereld

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Groeiende middenklasse tegenover grote hongersnood

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Ondervoeding (begrip) hoort bij
A
kwalitatieve honger
B
kwantitatieve honger

Slide 9 - Quizvraag

Wat is vaak gekoppeld aan kwalitatieve honger?
A
Welvaartsziekten
B
Te weinig energie

Slide 10 - Quizvraag

Mensen die kwalitatieve honger hebben hebben te weinig voedsel.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Als je niet voldoende voedsel binnen krijgt dan heb je....
A
Kwantitatieve honger
B
Kwalitatieve honger

Slide 12 - Quizvraag

kwalitatieve honger
Kwaliteit  

Mensen hebben wel voedsel maar die is eenzijdig. Het ontbreekt aan vitaminen, mineralen etc. Oorzaak - armoede

Slide 13 - Tekstslide

Kwantitatieve honger

Kwantiteit

Onvoldoende voedsel
Onvoldoende calorieën
Onvoldoende energie

Slide 14 - Tekstslide

Is er wel een voedselcrisis?
voedselcrisis

Slide 15 - Tekstslide

voedselvraagstuk = verdelingsvraagstuk
Er is genoeg, maar niet goed verspreid over de wereld. 

Maar hoe is dit beter te verdelen? 

Slide 16 - Tekstslide

Hoe werkt die wereldmarkt?
hoe meer aanbod, hoe lager de prijs. 

Westerse landen: beschermen eigen productie en markt, subsidiëren de landbouw en werken efficiënter -> lagere prijs

Ontwikkelingslanden: kopen die producten, want die zijn goedkoper en zij zijn arm. 

Slide 17 - Tekstslide

Veranderende landbouw

Slide 18 - Tekstslide

Verbetering voedsellandbouw
  • betere manieren bodembewerking
  • meststoffen --> opkomst kunstmest
  • bestrijdingsmiddelen
  • (moderne) irrigatietechnieken

Slide 19 - Tekstslide

Groene revolutie
stijging landbouwopbrengsten
High yielding varieties

Nadelen?
  • toename ongelijkheid
  • duurzaamheid neemt af

Slide 20 - Tekstslide

Genetische modificatie
Economie
Macht
Duurzaamheid
Ethiek
https://www.youtube.com/watch?v=7LvTIkwFdZY

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Interactietheorie van Ullman
Voorwaarden voor vervoersstroom:
  1. Complementariteit
  2. Transporteerbaarheid
  3. Geen tussenliggende mogelijkheden

Slide 24 - Tekstslide

Interactietheorie Ullman

    1. Leg aan de hand van de transporttheorie de afbeelding uit. 
      

       2. Kan je Ullman toepassen op de oliehandel tussen Japan en China en Indonesië?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Zuid-Afrika met 63% gedaald. Waarom?

Slide 27 - Tekstslide

Hoewel Nederland allang officieel vrij is van vogelgriep staat Zuid-Afrika nog steeds geen importen toe van pluimveevlees, uitzonderingen daargelaten. Exporteurs uit Brazilië en Verenigde Staten profiteren hiervan.

Doordat Zuid-Afrika de deur zoveel mogelijk gesloten houdt voor Europees pluimveevlees is de export gedaald van 135.000 ton in de eerste helft van 2016, naar 50.000 ton in de eerste zes maanden van 2017. Een terugval van 63%. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Opdrachten
Maak Arm en Rijk
H1 par. 2 + 3
Par 2 Opg 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8
Par 3 opg 2 / 3 / 4 / 5 / 6 / 7 / 8
timer
1:00

Slide 30 - Tekstslide

Examenvraag
Zwitserland behoort tot het achterland van de havens van Rotterdam en Amsterdam.
Met behulp van welk begrip uit de theorie van Ullman kun je het beste verklaren dat de grootste vervoersstroom vanuit Zwitserland juist naar deze twee havens loopt? Motiveer je keuze voor het gebruikte begrip. 

Slide 31 - Tekstslide

Met behulp van welk begrip uit de theorie van Ullman kun je het beste verklaren dat de grootste vervoersstroom vanuit Zwitserland juist naar deze twee havens loopt? Motiveer de keuze voor het begrip

Slide 32 - Open vraag

Antwoord
transporteerbaarheid 

Uit de motivering moet blijken dat Rotterdam en Amsterdam vanuit Zwitserland uitstekend bereikbaar zijn via de Rijn 

Slide 33 - Tekstslide