Procent les online 3

Procenten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Praktische economieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Procenten

Slide 1 - Tekstslide

Rekenen in 4 domeinen
Getallen: behandeld 
Verhoudingen: periode 2
Meten en meetkunde: periode 3
Verbanden: periode 4

Slide 2 - Tekstslide

lessonup inloggen
Ga naar lessonup.app
Voer onderstaande code in
Voer je eigen naam in
(geen nickname en of andere namen) 
 

Slide 3 - Tekstslide

vorige les?

Slide 4 - Tekstslide

3 soorten sommen
  • Sommen waarbij je het geheel, de 100%, weet en waarbij je een deel (percentage) daarvan moet uitrekenen;

  • Sommen waarbij je het deel weet en je het geheel (100%) moet uitrekenen;

  • Sommen waarbij je 2 getallen weet en je het percentage moet uitrekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Een deel uitrekenen
Je kunt uitrekenen welke hoeveelheid bij een percentage hoort. Je kunt dit doen door eerst uit te rekenen hoeveel 1% van het totaal is. Daarna vermenigvuldig je de uitkomst met het aantal procenten.

Om het overzichtelijk te houden kun je het beste gebruik maken van een verhoudingstabel....

  100%
    1%
   65%
  €150

Slide 6 - Tekstslide

100%
      1%
8%
75
    0,75
6

Slide 7 - Tekstslide

Een deel uitrekenen
Formule



Voorbeeld van de winkel
 
100geheelxdeel=deelvanhetgeheel
10075x8=6

Slide 8 - Tekstslide

Het totaal uitrekenen
Als je weet hoe groot een deel is en welk percentage daarbij hoort, kun je het totaal uitrekenen. Je kunt dit doen door eerst 1% uit te rekenen daarna vermenigvuldig je dit met 100.


31%
1%
100%
325,5
10,5
1050

Slide 9 - Tekstslide

Het totaal uitrekenen
Formule



Voorbeeld van hiervoor:
 
gedeelteaantalx100=geheel
31325,5x100=1.050

Slide 10 - Tekstslide

Een percentage uitrekenen
Je kunt uitrekenen welke hoeveelheid een percentage is. Je kunt dit doen door eerst uit te rekenen hoeveel  het totaal is. Daarna vermenigvuldig je het gedeelte met totaal.

Om het overzichtelijk te houden kun je het beste gebruik maken van een verhoudingstabel....

    270
    0,6
  60%
   450
      1
   100

Slide 11 - Tekstslide

Een percentage uitrekenen
Bij een opleiding zijn er 270 studenten die een voldoende hebben gehaald en 180 student die een onvoldoende hebben behaald. Hoeveel studenten hebben een voldoende behaald?

Voor bereken je eerst het totaal aantal student dat is 270 + 180= 450 studenten, hiervan hebben 270 studenten een voldoende behaald 

    270
    0,6
  60%
   450
      1
   100

Slide 12 - Tekstslide

Een percentage uitrekenen
Formule



Voorbeeld van hiervoor:
                                                %
geheeldeelx100=percentage
450270x100=60

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt met procenten rekenen bij rekenen:
  • Je kan beredeneren wat het totaal (100%) is 
  • Je kan met bedrag rekenen welke groter zijn dan 100% 
  • Je kan toegepast rekenen met procenten 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het geheel?
 Bedenk bij % wat het geheel is
 Wat is 100 %
Mark heeft 20 % meer verdiend dan Jim
Wat na een woord als ‘dan’ komt is 100 %
Jim heeft dus 100 % verdiend
Markt heeft 100 % PLUS 20 % verdiend.

Slide 15 - Tekstslide

Mark heeft 20 % meer verdiend dan Jim
Wat na een woorden als ‘dan’ komt is 100 %
Jim heeft dus 100 % verdiend
Markt heeft 100 % PLUS 20 % verdiend.

Stel Jim heeft € 400 verdiend wat heeft Mark verdiend?

A
€ 333,33
B
€ 320
C
€ 500
D
€ 480

Slide 16 - Quizvraag

Mark heeft 20 % meer verdiend dan Jim
Markt heeft 100 % PLUS 20 % verdiend.

Stel dat Mark € 600 verdiend heeft, wat heeft Jim dan verdiend?

Slide 17 - Open vraag

Uitleg
Mark heeft 20 % meer verdiend dan Jim
Markt heeft 100 % PLUS 20 % verdiend.
Stel dat Mark € 600 verdiend heeft, wat heeft Jim dan verdiend?
Mark heeft 100 + 20 = 120 % verdiend
€ 600 = dus 120 %




120600x100=500
   %
   120
    1
   100
  €
  600
    5
   500

Slide 18 - Tekstslide

Toegepast rekenen 
Opgave vanuit de praktijk

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Huiseigenaren betalen volgend jaar gemiddeld 2,1 procent meer aan Onroerendezaakbelasting (ozb) en afvalstoffen- en rioolheffing. Dat blijkt maandag uit een rondgang van Vereniging Eigen Huis (VEH). Daarmee komt het bedrag dat huiseigenaren jaarlijks neertellen aan gemeentebelastingen in 2022 uit op gemiddeld 851 euro.
Wat betaalde ze gemiddeld in 2021?
A
833,50
B
868,87
C
833,13
D
835,50

Slide 21 - Quizvraag

Aan de andere kant zijn er volgens VEH ook tientallen gemeenten waar de gemeentebelastingen juist dalen. In de gemeente Schouwen-Duiveland is de daling met bijna 8 procent het grootst.

Wat gaan ze in 2022 betalen als de inwoners in 2021 € 550 betaalde?
A
€ 597,83
B
€ 594
C
€ 509, 26
D
€ 506

Slide 22 - Quizvraag

Volgens de VEH, die de kostenstijging baseert op een rondgang langs 106 gemeenten, is de stijging relatief klein vergeleken met andere jaren. Zowel in 2020 als 2021 gingen de gemeentebelastingen met zo'n 5 procent omhoog. In betaalde ze gemiddeld € 833,50 per huishouden
Wat betaalde ze gemiddeld in 2020?

Slide 23 - Open vraag

Wat betaalde ze gemiddeld in 2020? 
In 2021 betaalde ze € 833,50 dit is 5% meer dan in 2020. 
Het bedrag in 2020 is dus 100% 
Het bedrag in 2021 is 100% + 5% = 105%. 

%
   105
     1
   100
833,50
0,79381
 793,81
105833.50x100=793,81

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Aan de slag met:
Domein: Verhoudingen
onderdeel: Hoofdstuk 5 procenten 


Vragen? Stel ze dan kom ik je helpen!


Slide 25 - Tekstslide