vdn4 les 3

werkwoordspelling vt (zwakke ww)
Leerdoelen:
- je weet wat zwakke werkwoorden zijn
- je weet wat ’t kofschip X is
- je weet hoe je de stam vindt van een werkwoord
- je weet hoe je ’t kofschip X toepast bij zwakke werkwoorden


Theorie en quizvragen in LessonUp, dus pak je laptop erbij!


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling vt (zwakke ww)
Leerdoelen:
- je weet wat zwakke werkwoorden zijn
- je weet wat ’t kofschip X is
- je weet hoe je de stam vindt van een werkwoord
- je weet hoe je ’t kofschip X toepast bij zwakke werkwoorden


Theorie en quizvragen in LessonUp, dus pak je laptop erbij!


Slide 1 - Tekstslide

werkwoordspelling in overzicht: 
persoonsvorm tegenwoordige tijd:          ik loop
gebiedende wijs:                                            loop allemaal hierheen!
persoonsvorm verleden tijd (zwak):          hij wandelde
persoonsvorm verleden tijd (sterk):          vroeger liep ik 
voltooid deelwoord:                                     ik heb gewandeld
tegenwoordig deelwoord:                            lopend knikte ik
voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt:  de lopende leerling

Slide 2 - Tekstslide

persoonsvorm vt → 't kofschip X
In de persoonsvorm verleden tijd kan je te maken hebben met een zwak werkwoord, of een sterk werkwoord. Een zwak werkwoord is te zwak om z'n klank te veranderen. Een sterk werkwoord kan dat juist wel. Dit zijn de oudste werkwoorden die we kennen. Bijvoorbeeld: zitten. Of lopen. Of staan. 

Bij een persoonsvorm in de verleden tijd gebruik je ALTIJD 't kofschip X.
Hierbij is de stam het uitgangspunt. 
Weet je nog? Bij een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruik je ALTIJD de ik-vorm:  (ik-vorm; ik-vorm + t)

Slide 3 - Tekstslide

persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden
Neem de stam van het hele werkwoord en kijk naar de laatste letter van de stam. 
1.   Zit die laatste letter van de stam in 't kofschip X? 
      - Neem de ik-vorm , plak daar 'te' aan vast. Praat → praatte
In het meervoud plak je 'ten' aan de ik-vorm. Praat → praatten

2.   Zit die laatste letter van de stam nied in 't kofschip X? 
      - Neem de ik-vorm, plak daar 'de' aan vast Voel → voelde     
In het meervoud plak je 'den' aan de ik-vorm. Voel → voelden

Wie heeft een ander ezelsbruggetje geleerd? 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd
[hele ww→ stam→ 't kofschip X: wel=t nee=d]

'Ik (besteden) aandacht aan hen'

A
besteed
B
besteedde

Slide 6 - Quizvraag

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd

'Dat (gebeuren) vroeger'
A
gebeurt
B
gebeurde

Slide 7 - Quizvraag

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd

'De moeder (verwennen) haar kinderen'
A
verwende
B
verwendde

Slide 8 - Quizvraag

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd:

'Hij (missen) haar heel erg'
A
miste
B
mistte
C
misste

Slide 9 - Quizvraag

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd:

'Het (misten) gisteren'
A
miste
B
mistte

Slide 10 - Quizvraag

klassikale evaluatie
- Hoe ging het zelfstandig werken?
- Waren er toch nog dingen onduidelijk?
- Hoe heb je dat opgelost?
- Welke opdrachten heb je weggelaten en waarom?
- Heb je wel of niet naar de toelichting geluisterd? Waarom wel/niet?
- Heb je het goed kunnen volgen, of ging het (te) snel? 
- Wat vond je inzichtelijk/handig? 

Slide 11 - Tekstslide