HS3, spelling, HV1Q, 05-04-2021

Welkom!
Wat heb je nodig? Boek, schrift en pen
Waar gaan we mee aan de slag? Spelling H3 afmaken! + beginnen met H4 :D
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Wat heb je nodig? Boek, schrift en pen
Waar gaan we mee aan de slag? Spelling H3 afmaken! + beginnen met H4 :D

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Wat weet je nog?
- Dictee
- Aan de slag!


Slide 2 - Tekstslide

Waar hebben we het over gehad met spelling?

Slide 3 - Woordweb

Jarenlang heeft hier een ... schuur gestaan.
A
verwoeste
B
verwoesten
C
verwoestte

Slide 4 - Quizvraag

Dit is een ... bordje.
A
plasticen
B
plastic
C
plastice
D
plasgticcen

Slide 5 - Quizvraag

De ... bewoner reageerde op het heftige vuurwerk
A
geschrokken
B
geschrokke

Slide 6 - Quizvraag

Gisteren is Rob naar Den-Helder ...
A
verhuist (pv)
B
verhuist (vdw)
C
verhuisd (pv)
D
verhuisd (vdw)

Slide 7 - Quizvraag

Het ... mij niet dat Emre weer het hoogste cijfer heeft.
A
verbaast (pv)
B
verbaast (vdw)
C
verbaasd (pv)
D
verbaasd (vdw)

Slide 8 - Quizvraag

Het meervoud van bacterie is...
A
bacterieën
B
bacterieen
C
bacteriën
D
bacterien

Slide 9 - Quizvraag

Het meervoud van bacterie is...
A
bacterieën
B
bacterieen
C
bacteriën
D
bacterien

Slide 10 - Quizvraag

Het meervoud van afval is...
A
afvallen
B
afvals
C
afvalleren
D
er is geen mv van afval

Slide 11 - Quizvraag

Dictee
We gaan een dictee doen.
Ik lees de zinnen hardop voor. 
Er zijn in totaal 10 zinnen.
Per zin moet je 2 woorden opschrijven.

In totaal heb je dus zo 20 woorden in je schrift staan!

Slide 12 - Tekstslide

De antwoorden!
1 Eenmaal onder de douche ontdekte Anish dat de shampoo op was.
2 Het luxe diner was zo lekker, dat Julia bijna vergat te kauwen.
3 In een regenwoud zul je niet zo snel een olifant tegenkomen.
4 Tijdens de pauze gaf de dirigent aan dat de cello niet goed gestemd was.
5 Volgens het concept mogen de verlote prijzen alleen tijdens kantooruren opgehaald worden.
6 De patiënten van de chirurg konden het niet waarderen dat hij ze probeerde te plagen.
7 Op het vliegveld werden de koffers van het circus grondig gecontroleerd door de douane.
8 Ligt je sleutelbos misschien op het toilet in het winkelcentrum?
9 Stiekem was men toch wel nieuwsgierig naar het nieuwe nummer van de gehate zangeres.
10 De caféhouder moest een speciaal vignet aanvragen om een terras te mogen hebben tijdens het festival.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? opdracht 23 en 24 (blz. 181)
Hoe? Je mag overleggen/samenwerken 
Tijd? Huiswerk voor morgen! :-)
Klaar? Je mag verder werken met spelling. 

Doel: Je wordt een pro in werkwoordspelling! Let goed op, heb je te maken met een PV, VDW of INF?

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
maar... Nederlands zou Nederlands niet zijn als ook hier een uitzondering op was. 

Bij 'nieuwe' stoffen, komt er helemaal geen -e- of -en- achter het woord te staan. 
Bijvoorbeeld: plastic bakje, aluminium fiets, polyester boot. 






Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord en bnw
Het voltooid deelwoord
en
Het bijvoeglijk naamwoord
  • Het voltooid deelwoord is een woord dat meestal begint met ge-, be-, ver en in de zin staat met hebben/worden/zijn
  • Het bijvoeglijknaamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. 

Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bnw
Maar je kan je ze ook combineren. Dan wordt een voltooid deelwoord gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord. 
Bijvoorbeeld: de gemiste kans, het afgelopen concert, de gewassen broek, het gebruikte potlood. etc

Je hebt drie opties hoe je dit moet schrijven.
1. Je zet gewoon een -e- achter het voltooid deelwoord
2. Je moet een klinker weglaten
3. Je moet een medeklinker toevoegen. 


Slide 17 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
1. Je voegt een -e- toe.
De brand verwoest alles --> De verwoeste schuur.

2. Je moet een klinker weglaten
De kinderen waren verkleed --> de verklede kinderen

4. Je moet een medeklinker toevoegen
De man is gered --> De geredde man.

5. Voltooid deelwoorden die eindigen op -en- blijven ook zo als bijvoeglijk naamwoord. 
De taart is gebakken --> de gebakken taart. 

Je schrijft een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? opdracht 26, 27 en 28. (blz. 127 en 128)
Hoe veel tijd? Tot het einde van deze les
Klaar? Mag je iets voor jezelf doen :-) 


Slide 20 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

Is het een persoonsvorm in de t.t.? 

Ik - schrijf de ik-vorm
hij/zij/jij schrijf de ik-vorm + t
Staat jij achter de persoonsvorm? Schrijf dan de ik-vorm!
Loop jij? 

Verleden tijd

Staat de persoonsvorm in de v.t.?

Gebruik 't kofschip om te bepalen hoe je zwakke werkwoorden schrijft.

Zit de laatste letter van de stam in 't kofschip?
Dan komt er +te(n) achter de ik-vorm
Nee? Dan komt er +de(n) achter de ik-vorm)

Slide 21 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

Hij ... (vinden) dat altijd zo leuk!

Mijn buurman ... (worden) morgen 50 jaar!



Jack ... (verhuizen) morgen naar Lelystad.


Verleden tijd

Ik ... (praten) regelmatig met Job. 

Sam ... (antwoorden) erg snel op WhatsApp. 

Let op! Bij het voltooid deelwoord gebruik je ook het 't kofschip.

Jack is wel eens vaker ... (verhuizen)




Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 21 en 22 bepreken
blz. 124 


Slide 23 - Tekstslide

Meervoudsvormen
blz. 126 

Kijk je mee? 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 25 - Open vraag

Noem één manier die een schrijver kan gebruiken om een tekst in te leiden.

Slide 26 - Open vraag

Noem één manier hoe je een tekst kan afsluiten

Slide 27 - Open vraag

Wat is het doel van een slot in een tekst?

Slide 28 - Open vraag

Op welke plek staat de kernzin meestal in de alinea?

Slide 29 - Open vraag

Welke tekstdoelen kennen we allemaal? Je kan ze los insturen!

Slide 30 - Woordweb

Welke tekstvormen ken je allemaal?

Slide 31 - Woordweb

Welke tekstsoorten ken je? Je kan ze los insturen.

Slide 32 - Woordweb

De hoofdgedachte (blz. 195)
De hoofdgedachte is dat wat de schrijver over het onderwerp wilde vertellen. 

De hoofdgedachte = een samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken, geformuleerd in één zin. 

Hoewel het onderwerp altijd één of een groepje woorden is, is de hoofdgedachte altijd een zin. 


Slide 33 - Tekstslide

Tips om de hoofdgedachte te vinden

1. Schrijf het onderwerp van de tekst op
2. Stel de vraag: Wat vertelt de schrijver over het onderwerp?
3. Bestudeer goed de titel en de inleiding: hierin staat vaak een aanwijzing
4. Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen
5. Formuleer de hoofdgedachte in één complete zin
LET OP: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 34 - Tekstslide

2

Slide 35 - Video

00:44
Wat denk jij dat het onderwerp dan zou kunnen zijn?

Slide 36 - Open vraag

01:33
Wat denk jij dat de hoofdgedachte van deze tekst zal zijn?

Slide 37 - Open vraag

Samengevat
  1. De hoofdgedachte is één zin
  2. De hoofdgedachte vat de tekst samen
  3. De hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding of titel
  4. De hoofdgedachte is nooit een vraag

Slide 38 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? opdracht 44 blz. 195
Wat lezen? Tekst 6 blz. 196
Hoe veel tijd? Tot het einde van deze les
Klaar? Lees alvast de theorie op blz. 197. Hier gaan we morgen mee bezig!
Ook klaar? Ga aan de slag met een ander vak. 

Slide 39 - Tekstslide