5.1 Een stroomkring maken

Hoofdstuk 5
5.1 Een stroomkring maken
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
5.1 Een stroomkring maken

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Start hoofdstuk 5
  2. Uitleg paragraaf 5.1
  3. Vragen 5.1 + practicum 


Slide 2 - Tekstslide

Wat kunnen we aan het eind      van de les benoemen
 
- De leerling kan benoemen wat een stroomkring is en kent de 3 onderdelen die minimaal in een stroomkring zitten. 
- De leerling kan benoemen wat geleiders en isolatoren zijn en kan van elk minimaal 3 voorbeelden geven. 

Slide 3 - Tekstslide

Elektriciteit

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Spanning
Alle elektrische apparaten om ons heen hebben elektrische energie nodig om te functioneren. 

- Die elektrische energie wordt  gehaald uit het stopcontact of uit batterijen. Dit noemen we een  spanningsbron. Een spanningsbron zorgt voor stroom
 

Slide 6 - Tekstslide

Stroomkring
Met behulp van een spanningsbron kun je een apparaat aansluiten en stroom geven.

Om een apparaat goed te laten werken heb je een gesloten stroomkring nodig.

De stroom gaat van de batterij naar het lampje, daar gebeurt iets, en dan gaat de stroom weer terug naar de batterij.

Slide 7 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor een stroomkring? 
1) Spanningsbron (Batterij, accu, dynamo, generator, zonnecellen) die elektrische energie levert. Hierdoor gaat een ''stroom'' lopen. 
2) Stroomdraden (snoeren, metaaldraden, koolstof). 
3) Een apparaat die de elektrische energie opneemt.

Sommige stroomkringen kun je openen/sluiten met een schakelaar (lamp aan en uit doen)

Slide 8 - Tekstslide

Functie onderdelen van stroomkring
1) Spanningsbron levert elektrische energie. 
2) Stroomdraden vervoeren elektrische energie naar apparaat.
3) Apparaat zet elektrische energie om (warmte, licht, beweging).

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat is wel een spanningsbron?
A
Snoertjes
B
Batterij
C
Lampjes

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen spanningsbron?
A
Accu
B
Batterij
C
Stopcontact
D
Motor

Slide 12 - Quizvraag

Wat kun je zeggen van een stroomkring waarvan het lampje brandt?
A
De stroomkring is gesloten
B
De stroomkring is rond
C
De stroomkring is open
D
Er is geen stroomkring

Slide 13 - Quizvraag

Als een stroomkring wordt gesloten, gaat een lampje in die stroomkring uit.
A
waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Stroomgeleiders
Geleiders = Stoffen die de stroom (en warmte)  goed geleiden
Alle metalen
Koolstof
Water met opgeloste zouten of zuren
Een elektrolyt  = een geleidende vloeistof



Slide 15 - Tekstslide

Stroomisolatoren 
Isolatoren = Stoffen die de stroom (en warmte) niet goed geleiden.
Plastic
Rubber
Lucht
Zuiver water
Glas

Slide 16 - Tekstslide

Voer proef 1 uit
Wat?                   
Kies uit je etui enkele voorwerpen waarvan je wilt                                ontdekken of het een geleider of een isolator is.  
                              (Gebruik blz. 17 uit het werkboek). 
Hoe?                   In 2 of 3-tallen met 1 lampje en 1 batterij            
Hoe lang?        15 minuten
Klaar?                 Lees paragraaf 1 en begin met het huiswerk

Slide 17 - Tekstslide