*Grammatica zinsontleding H5, vwo1

Grammatica zinsontleding H5
- Meewerkend voorwerp
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsontleding H5
- Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze lessenserie kun je: 
- Het meewerkend voorwerp van een zin vinden
- Kun je zelf zinnen maken met daarin een meewerkend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Ontleed onderstaande zin. Benoem pv - ow - wg - lv
Na de finale overhandigde de scheidsrechter de beker aan de kampioen.

Slide 3 - Open vraag

Wie is de ontvanger of de luisteraar?

Na de finale overhandigde de scheidsrechter de beker aan de kampioen.
A
overhandigde
B
de scheidsrechter
C
de beker
D
aan de kampioen

Slide 4 - Quizvraag

Ontleed onderstaande zin. Benoem pv - ow - wg - lv

Heeft zij jou al die leugens over mij verteld?

Slide 5 - Open vraag

Wie is de ontvanger of de luisteraar?

Heeft zij jou al die leugens over mij verteld?
A
zij
B
jou
C
al die leugens
D
over mij

Slide 6 - Quizvraag

Ontleed onderstaande zin. Benoem pv - ow - wg - lv

Binnenkort zullen wij alle benodigde informatie per brief aan u toesturen.

Slide 7 - Open vraag

Wie is de ontvanger of de luisteraar?

Binnenkort zullen wij alle benodigde informatie per brief aan u toesturen.
A
wij
B
alle benodigde informatie
C
aan u
D
per brief

Slide 8 - Quizvraag

Ontleed onderstaande zin. Benoem pv - ow - wg - lv

Op het internet heeft Naomi voor haar moeder een prachtige jurk gekocht.

Slide 9 - Open vraag

Wie is de ontvanger of de luisteraar?

Op het internet heeft Naomi voor haar moeder een prachtige jurk gekocht.
A
op het internet
B
Naomi
C
voor haar moeder
D
een prachtige jurk

Slide 10 - Quizvraag

Mewerkend voorwerp (mv)
Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt (hoort) of van wie iets wordt afgenomen. Het meewerkend voorwerp begint vaak met het voorzetsel aan of voor – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. 
Het meewerkend voorwerp is altijd een levend wezen.

Je kunt het mv vinden door de vraag te stellen: aan/voor wie + wg + ow + lv

Als er geen lv in de zin staat, dan is er ook geen mv. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden
Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
 
(aan wie gaven Julia en Kim een cadeautje? --> aan hun moeder)
Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
(aan wie gaf mijn vriend hun eten? --> de poes en de hond)
Toen de kinderen niet luisterden, nam hun vader hun de playstation af.
(wie nam hun vader de playstation af? --> hun)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Opdracht
Blz. 148-149
Maak opdracht 1, 2 en 4

Slide 14 - Tekstslide