futur simple/conditionnel / voca U.2

futur simple
De toekomende tijd 
In het Nederlands vertaald met zullen, bijv ik zal rennen, zij zullen werken, zij zal eten.
je leert telkens een basis + een uitgang
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

futur simple
De toekomende tijd 
In het Nederlands vertaald met zullen, bijv ik zal rennen, zij zullen werken, zij zal eten.
je leert telkens een basis + een uitgang

Slide 1 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Basis:
Het hele werkwoord bij alle regelmatige werkwoorden: 
demander 
partir
choisir
vendr (bij werkwoorden op -re valt de laatste e weg) 

Slide 2 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Achter die basis plak je dan een uitgang:
je                  -ai
tu                 -as
il/elle/on    -a
nous            - ons
vous             -ez
ils/elles      -ont

Slide 3 - Tekstslide

Wat valt je op aan de uitgangen van de futur simple?
Ze lijken op de vervoegingen van....

Slide 4 - Open vraag

Ik zal studeren
A
j'étudie
B
tu étudie
C
j'étudierai
D
j'étudais

Slide 5 - Quizvraag

Wij zullen leren
A
nous apprendons
B
nous apprendrons
C
vous apprendez
D
vous apprendrez

Slide 6 - Quizvraag

Zij zal kiezen
A
il choisit
B
il choisira
C
elle choisiras
D
elle choisira

Slide 7 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden
De basis moet je bij de onregelmatige werkwoorden uit je hoofd gaan leren, soms zie je nog wel van welk werkwoord ze af komen maar soms is het heel raar.

De uitgangen blijven gelijk, die gebruik je dus bij alle werkwoorden. 

Slide 8 - Tekstslide

zijn
hebben
maken, doen
gaan
willen 
kunnen 
moeten 
zien
weten
komen 
nemen
zetten
het moet
het regent
être                                   ser-
avoir                                  aur -
faire                                   fer-
aller                                    ir-
vouloir                               voudr-
pouvoir                             pourr-
devoir                                devr-
voir                                      verr-
savoir                                 saur-
venir                                    viendr-
prendre                              prendr-
mettre                               mettr-
il faut                                   il faudra
il pleut                                 il pleuvra

Slide 9 - Tekstslide

Basis futur simple onregelmatige workwoorden
viendr-
devr-
fer-
voudr-
pourr-
saur-
ir-
ser-
aur-
verr-
avoir -hebben
être - zijn
savoir - weten
devoir-moeten
vouloir -willen
faire -  maken/doen
aller - gaan
pouvoir - kunnen
venir - komen
voir - zien

Slide 10 - Sleepvraag

Jij zal zijn

Slide 11 - Open vraag

u zal maken, doen

Slide 12 - Open vraag

zij zullen gaan

Slide 13 - Open vraag

meer uitleg?
Ging het allemaal wat snel of heb je meer uitleg nodig, bekijk dan onderstaande filmpjes en afbeeldingen.  

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

le Conditionnel
Le conditionnel of le futur du passé is wat we in het Nederla nds de voorwaardelijke wijs noemen. 
Daarnaast wordt het in het Frans gebruikt om beleefd te zijn

Slide 18 - Tekstslide

Vorming futur du passé
Le conditionnel/futur du passé wordt gevormd door twee andere tijden:
basis van de futur + uitgang van de imparfait

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de basis van de futur?

Slide 20 - Open vraag

Noem de uitgangen van de imparfait

Slide 21 - Open vraag

Juiste combinatie Conditionnel
vous viendriez
nous devrions
nous ferions
je voudrais
elle pourrait
elles sauraient
tu irais
ils seraient
j'aurais
tu verrais
ik zou hebben
zij zouden zijn
zij zouden weten
wij zouden moeten
ik zou willen
wij zouden doen
jij zou gaan
zij zou kunnen
u zou komen
jij zou zien

Slide 22 - Sleepvraag

Hij zou verhuizen

Slide 23 - Open vraag

Jij zou overgaan naar
(passer en)

Slide 24 - Open vraag

voca Unité 2
apprendre 1 FN/NF
apprendre 2+4 FN

Slide 25 - Tekstslide

la clé
la persévérance
l'avenir
la récré
l'expérience
le séjour
de ervaring
de pauze
het doorzettingsvermogen
het verblijf
de sleutel
de toekomst

Slide 26 - Sleepvraag

Traduis:
Je me débrouille de mieux en mieux à l'etranger

Slide 27 - Open vraag

Traduis:
Au fond du couloir se trouve l'ascenseur

Slide 28 - Open vraag

het beroep
A
la formation
B
la profession
C
la filière
D
l'entreprise

Slide 29 - Quizvraag

het profiel
A
le choix
B
l'option
C
la filière
D
la langue

Slide 30 - Quizvraag

het begrip
A
le bac
B
la formation
C
la compréhension
D
le commerce

Slide 31 - Quizvraag

Traduis:
Ik kies een Franstalige opleiding

Slide 32 - Open vraag

Traduis:
Ik spreek vloeiend Frans voor (=pour) de uitwisseling

Slide 33 - Open vraag

Traduis:
De communicatie is belangrijk voor de handel

Slide 34 - Open vraag