De vervoeging van zwakke werkwoorden in het Duits

De vervoeging van zwakke werkwoorden in het Duits
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De vervoeging van zwakke werkwoorden in het Duits

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling
Aan het eind van de les kun je de vervoegingen van zwakke werkwoorden in het Duits herkennen en correct toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide dient als een overzicht van wat studenten aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over de vervoeging van zwakke werkwoorden in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden zijn woorden die een actie, gebeurtenis of toestand uitdrukken.

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik voorbeelden om studenten te helpen de definitie van werkwoorden te begrijpen.
Wat zijn zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden in het Duits zijn werkwoorden die eindigen op -en, zoals 'spielen' en 'arbeiten'.

Slide 5 - Tekstslide

Voorzie voorbeelden van zwakke werkwoorden in het Duits.
Stam van zwakke werkwoorden
Om de stam van een zwak werkwoord te vinden, moet je de -en aan het einde van het werkwoord verwijderen. Bijvoorbeeld: 'spielen' wordt 'spiel'.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit hoe studenten de stam van een zwak werkwoord kunnen vinden.
Persoonlijke voornaamwoorden
In het Duits hebben we verschillende persoonlijke voornaamwoorden zoals ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie.

Slide 7 - Tekstslide

Zorg ervoor dat studenten bekend zijn met de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits.
Tegenwoordige tijd
Om de tegenwoordige tijd van een zwak werkwoord in het Duits te vormen, voeg je de juiste uitgang toe aan de stam van het werkwoord. Bijvoorbeeld: 'ich spiele', 'du spielst', 'er/sie/es spielt', 'wir spielen', 'ihr spielt', 'sie/Sie spielen'.

Slide 8 - Tekstslide

Voorzie voorbeelden van de tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden in het Duits.
Oefening 1
Vervoeg de volgende werkwoorden op de juiste manier:
 'tanzen' (wir)
 'arbeiten' (ich)
 'spielen' (du)
 'wohnen' (sie/Sie).

Slide 9 - Tekstslide

Laat studenten in paren of groepen werken om de oefening te voltooien. Controleer de antwoorden samen als klas.
Voltooid deelwoord
Om het voltooid deelwoord in het Duits te vormen, voeg je -t of -et toe aan de stam van het werkwoord. Bijvoorbeeld: 'gespielt', 'gesucht'.

Slide 10 - Tekstslide

Voorzie voorbeelden van het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden in het Duits.
Oefening 3
Maak de juiste vorm van het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden:
 'tanzen' (gewesen), 'arbeiten' (gehabt), 'spielen' (gespielt), 'wohnen' (gewohnt).

Slide 11 - Tekstslide

Laat studenten in paren of groepen werken om de oefening te voltooien. Controleer de antwoorden samen als klas.
Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord van 'wohnen'?
A
gewohnt
B
wohnte
C
wohnt
D
gewohnen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord van 'arbeiten'?
A
gearbeitet
B
gehabt
C
arbeitet
D
gearbeitt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het voltooid deelwoord van 'tanzen'?
A
tanzt
B
getanzen
C
gewesen
D
getanzt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Zwakke werkwoorden in het Duits eindigen op -en. Om de stam van een zwak werkwoord te vinden, verwijder je -en van het einde van het werkwoord. Om de tegenwoordige tijd in het Duits te vormen, voeg je de juiste uitgang toe aan de stam van het werkwoord.. Om het voltooid deelwoord in het Duits te vormen, voeg je -t of -et toe aan de stam van het werkwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Herhaal de belangrijkste punten van de les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.