Toets B2E en B2D

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: immer

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: wichtig

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: weit

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: einfach

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: die Welt ( a s a )

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: der Frosch ( a s a )

Vertaal het volgende woord in het Nederlands: de kleren ( a s a )

Vertaal het volgende woord in het Duits: de aap ( a s a )

Vertaal het volgende woord in het Duits: de hond ( a s a )

Vertaal het volgende woord in het Duits: het schaap ( a s a )

Vertaal het volgende woord in het Duits: lief

Vertaal het volgende woord in het Duits: vaak

Vertaal het volgende woord in het Duits: maar

Vertaal het volgende woord in het Duits: doen, maken

Vertaal het volgende woord in het Duits: kort

Ich spiel.....................im Garten

1. spiel
2. spiele
3. spielst
4. spielt

Er befass.......sich mit den Hausaufgaben.

1. befasst
2. befasse
3. befassest
4. befassen

Ihr park......... zuerst das Auto

1. parken
2. parkt
3. parkte
4. parkst

Komm..... Sie aus der Schweiz?

1. kommen
2. Kommen
3. komen
4. Kommten

Sie hat es alleine ( machen ).
voltooid deelwoord

1. gemachen
2. gemacht
3. gemachst
4. gemachte

Das Kind hat schön ( spielen ).
voltooid deelwoord.

1. gespield
2. gespielt
3. gespielen
4. gespielte

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?

1. gekaufen
2. gekauft
3. gekauftet
4. gekaufd

Ich ( tanzen ) mit meiner Schwester.

1. tanze
2. tanzen
3. tanzt
4. tanzen

Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)

1. ihr kauft
2. sie kauft
3. er kauft
4. du kauft

Welke twee persoonlijk voornaamwoords vormen hebben het hele werkwoord?

1. er/sie/es + wir
2. ich + wir
3. er/sie/es + ihr
4. wir + sie/Sie

Ich ___ in den Niederlanden.

1. wohnen
2. wohne
3. wohnst
4. wohnte

Er ___ seine Hausaufgaben.

1. mache
2. machst
3. macht
4. machte

Wat zijn de uitgangen van de zwakke (standaard) werkwoorden?

1. e-s-t-e-n-t
2. st-e-t-en-st-en
3. e-t-st-en-t-en
4. e-st-t-en-t-en

antworten is een zwak werkwoord

1. wel
2. niet

Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?

1. ik-vorm
2. hele werkwoord
3. hele werkwoord -(e)n
4. hij-vorm

Er (feiern)

1. feierne
2. feiernt
3. feier
4. feiert

het voltooid deelwoord van wohnen

1. wohnt
2. gewohnd
3. gewohnt
4. gewohnet

Wat zijn de voltooide deelwoorden?

1. Freiheit
2. gebadet
3. geschrieben
4. heiß

Het voltooid deelwoord van spielen

1. gespielet
2. gespield
3. spielt
4. gespielt

voltooid deelwoord: fragen

1. fragen
2. gefragt
3. gefraget
4. fragt

Wanner is de heer van Tellingen jarig?

Vervoeg het Duitse zwakke werkwoord spielen (= spelen).                                  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Denk aan de stam!

spielen

spielen

spielst

spiele

spielt

spielt

De uitgang van de persoon 'du' bij het zwakke werkwoord is:

1. e
2. st
3. t
4. en

Zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.

1. leben
2. lebst
3. lebe

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.

1. wohnt
2. wohne
3. wohnst

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

1. ge + stam + t
2. stam + t
3. ge + hele werkwoord

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord

ik

jij

hij

zij e.v.

wij

jullie

het

u

zij

ich

ihr

er

es

wir

du

sie e.v

Sie

sie

Wie ( heißen ) du?

1. heißt
2. heißst
3. heißen
4. heiße

Sie ............ fotografieren?

1. lerne
2. lernst
3. lernt
4. lernen

fotografieren
Maak hier een voltooid deelwoord van.

1. gefotografiert
2. fotografiert
3. gefotogriefen
4. gefottografiert

Vertaal in het Nederlands.
Was ist dein Lieblingstier?

Vertaal in het Nederlands.
Hast du ein Haustier?

Vertaal in het Nederlands.
Was frisst es?

Vertaal in het Nederlands.
Mein Lieblinstier ist......

Vertaal in het Nederlands.
der Zoo ( a s a )