Paragraaf 7.7: verkleinwoorden

Paragraaf 7.7: verkleinwoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 7.7: verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Opstart:
Wat zijn verkleinwoorden
Ik kan verkleinwoorden spellen
Verkleinwoorden: de regels
Even checken
Lesdoel begrepen?
Cursus 7 paragraaf 7
Opdracht: 
Evaluatie lesdoel
Afmaken opdrachten
Uitzoeken leesboek

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Ik kan verkleinwoorden spellen

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Wat zijn verkleinwoorden?

Welk doel?

Wanneer gebruik je ze vaak?

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Even checken of jullie het begrepen hebben....

Slide 6 - Tekstslide

Vragen?

Slide 7 - Tekstslide

Welk verkleinwoorden is goed geschreven?
A
koningkje
B
stationetje
C
bloempje
D
paardtje

Slide 8 - Quizvraag

Het verkleinwoord van baby is...
A
babietje
B
babytje
C
baby'tje
D
baby's

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het goede verkleinwoord van
accu?
A
accu'tje
B
accuutje
C
accutje
D
accu-tje

Slide 10 - Quizvraag

Het verkleinwoord van ballon is...
A
ballonetje
B
ballonnetje
C
balontje
D
balonkje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het goede verkleinwoord van
ski?
A
skitje
B
skietje
C
ski'tje
D
ski-tje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het juiste
verkleinwoord
van ketting?
A
kettingtje
B
kettinkje
C
kettenigkje
D
kettingetje

Slide 13 - Quizvraag

Aan het werk
Cursus 7 paragraaf 7
Opdracht 1, 4, 6, 7, 8

Klaar? 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Hebben we alle doelen behaald?

Ik kan verkleinwoorden spellen

Wat is nog moeilijk?
Wat gaat al goed?

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk

Afmaken opdrachten

Leesboek regelen

Slide 16 - Tekstslide