Grote groei en ontwikkeling quiz

Grote groei en ontwikkeling quiz
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grote groei en ontwikkeling quiz

Slide 1 - Tekstslide

Je krijgt 25 seconden om te reageren op de vraag

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heet het proces waarbij een volwassen amfibie, zoals een kikker, zich ontwikkelt uit een larve met een staart?
A
Metamorfose
B
Transformatie
C
Evolutie
D
Transitie

Slide 3 - Quizvraag

Welk dier ondergaat een onvolledige gedaanteverwisseling, waarbij het slechts drie stadia heeft: ei, nimf en volwassen?
A
Vlinder
B
Libelle
C
Spin
D
Kever

Slide 4 - Quizvraag

Welk insect kan zeer grote schade aanrichten, door in korte tijd hele akkers kaal te vreten en zich vliegend over grote afstanden kunnen verplaatsen.
A
De Hoornaar
B
Sprinkhaan
C
Kevers
D
Lieveheersbeestjes

Slide 5 - Quizvraag

Biodiversiteit en evolutie

Slide 6 - Tekstslide

Welke organismen op de aarde lijken op elkaar ondanks dat ze ook veel verschillen hebben?
A
Blauwe vinvis en de bruinvis
B
Schol en tarbot

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de onderstaande opties zijn genetische variaties?
A
Oogkleur
B
Leerproblemen
C
Hartproblemen
D
Haarkleur

Slide 8 - Quizvraag

Diersoorten sterven uit doordat de omgeving waarin ze leven steeds verandert.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor biodiversiteit is een tropisch regenwoud?
A
Lage biodiversiteit
B
Normale biodiversiteit
C
Hoge biodiversiteit

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent adaptatie?
A
Vorm van wisselwerking
B
Dominantie
C
Aanpassingsvermogen
D
Samenleving

Slide 11 - Quizvraag

Bij mutatie verliest een gen altijd zijn functie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is het voor de evolutie noodzakelijk dat er genetische variatie is?
A
Voorkomen dat er meer natuurlijke vijanden komen
B
Voorkomen dat we allemaal op elkaar lijken
C
Voorkomen uitsterving
D
Voorkomen van natuurlijke selectie

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de volgende dieren ondergaat geen metamorfose?
A
Mier
B
Hommel
C
Kikker
D
Vlinder

Slide 14 - Quizvraag

Hoe wordt het stadium genoemd waarin een insect in een cocon of pop zit en zijn lichaam volledig transformeert?
A
Rups
B
Pupa
C
Larve
D
Volwassen

Slide 15 - Quizvraag

Welke dieren hebben een levenscyclus die begint in het water, waar ze als larven leven, en vervolgens veranderen in volwassen dieren die op het land leven?
A
Zalm
B
Kikker
C
Vogels
D
Slangen

Slide 16 - Quizvraag

Waar komt de vlinder op af
A
Geur van de bloem
B
Komt alleen op struiken af
C
Het butterfly effect
D
Kleur van de bloem

Slide 17 - Quizvraag

Ontwikkeling planten

Slide 18 - Tekstslide

Welk deel van een plant zorgt voor de gasuitwisseling met de atmosfeer?
A
Wortels
B
Stengels
C
Bladeren
D
Bloemen

Slide 19 - Quizvraag

Wat zeggen de ringen in de boomstammen?
A
Daar kan je zien of er veel regen is gevallen
B
Ieder seizoen heeft zijn eigen ring
C
Verschilt per boom
D
Leeftijd van de boom

Slide 20 - Quizvraag

Waar bevindt de eicel van de plant zich?
A
Vruchtzakje
B
Stamper
C
Vruchtbeginsel
D
Stampbeginsel

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de naam van het proces waarbij planten licht gebruiken om voedsel te produceren?
A
Fotosensibiel
B
Fotosynthese
C
Flashlight
D
Diafragma

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste functie van bladeren bij planten?
A
Wateropname
B
Fotosynthese
C
Verankering
D
Voedselopslag

Slide 23 - Quizvraag

Voortplanting

Slide 24 - Tekstslide

Tot wanneer is een kind een zuigeling
A
Wanneer het stopt met spenen
B
Wanneer het stopt met borstvoeding
C
Wanneer het begint te duimen
D
Na 1 jaar

Slide 25 - Quizvraag

Puberteit komt niet alleen voor bij mensen!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de functie van het vruchtwater?
A
Adembewegingen
B
Als stootkussen
C
Slikken
D
Drinken

Slide 27 - Quizvraag

Bij een eeneiige tweeling is een spontane extra deling geweest
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Een twee-eiige tweeling wordt vaak een identieke tweeling genoemd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Na hoeveel weken spreken we over een foetus?
A
4
B
12
C
6
D
20

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de draagtijd van een olifant?
A
60 weken
B
70 weken
C
80 weken
D
90 weken

Slide 31 - Quizvraag

Studio Pabo--> Thema Instandhouding

Slide 32 - Tekstslide