GPW Blok2 Voorbereiding 2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Voorbereiding GPW BLOK 2

Na deze les ...

- heb je de regels van "ja" en "doch" herhaald

- kun je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen ( en de uitzonderingen)

- je herhaalt nog een keer de rangtelwoorden

Uitleg 

Wanneer gebruike "ja" an wanneer "doch"?

Regels! 

Vraag heeft een ontkenning (nicht, nie, kein) --> doch

Hast du keine Schuhe gekauft?  Doch....

Vraag heeft geen ontkenning --> ja

Magst du Musik gerne? Ja...

ja oder doch?
Hast du kein

1. ja
2. doch

Wat is een zwak werkwoord?

• verleden tijd: geen klinkerverandering

• Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
  

Ezelsbruggetje

Achter de stam van het werkwoord

komen de uitgangen: 

                     E - ST - T - EN - T - EN

 

Hoe krijg je de stam?

In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en weg te halen

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel

Let op bij woorden zoals kommen en bestellen

stam: komm, bestell (dus de dubbele letters blijven staan!)

Voorbeeld:   machen  (= doen, maken)

(ik)                                                                                ich         mach e             
(hij)                                                                              du          mach st                

(hij/zij/het)                                                        er/sie/es    mach t           

(wij)                                                                              wir         mach en

(jullie)                                                                          ihr         mach t

(zij/u)                                                                      sie/Sie      mach en

Wat is de regel voor het voltooid deelwoord?

Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?

In het Duits is dit

ge- + stam + -t

Bijv: machen > gemacht;  spielen > gespielt.

Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)

1. er spielt
2. er spielst
3. du spielst
4. du spielt

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?

1. er/sie/es + wir
2. ich + wir
3. er/sie/es + ihr
4. wir + sie/Sie

Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)

1. ihr kauft
2. sie kauft
3. er kauft
4. du kauft

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?

1. gekaufen
2. gekauft
3. gekauftet
4. gekaufd

Bijzonderheden

stam eindigt op -d of -t    

du, er/sie/es, ihr    >    krijgen een extra 'e'

Dus werkwoorden zoals: 

antworten, melden, reden (praten)

Let op deze woorden worden op dezelfde manier vervoegd: 

öffnen, rechnen, regnen, atmen

Voorbeelden

reden (= praten)                          >              du  red est

                                                                             er   red et / sie red et

                                                                             ihr  red et

atmen (= ademen)                      >              du atm est
                                                                             er   atm et  / sie atm et

                                                                             ihr  atm et

let op bij het voltooid deelwoord: geredet, geatmet

En nog eentje:
Vertaal 'jullie borstelen'
bürsten (= borstelen)

1. ihr bürst
2. ihr bürstet
3. ihr bürtet
4. ihr bürsten

Probeer het nu zelf!
Vertaal 'jij rekent'
rechnen (= rekenen)

1. du rechnst
2. du rechnest
3. er rechnt
4. er rechnet

Nog 1 klein puntje:

Als de stam op een 's'-klank eindigt   (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam

Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)

1. er heißt Thom
2. du heißst Thom
3. du heißt Thom
4. er heißst Thom

en nu 'jij danst'?

tanzen (= dansen)

1. du tanzest
2. du tanzst
3. du tanzt

Nog even een uitleg

van een andere Duitsleraar .....

Rangtelwoorden

1

16

45.

20.