Hoofd- en bijzin
1 / 16
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een persoonsvorm?
A
De handelende
persoon in de zin
B
Het werkwoord vooraan als je de zin vragend maakt
C
De plek
D
De tijdsaanduiding
Slide 4 - Quizvraag
De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een samengestelde zin?
A
Een zin die meerdere betekenissen kan hebben
B
Een zin met meerdere werkwoorden
C
Een zin die bestaat uit twee zinnen met meerdere persoonsvormen
D
Een zin die bestaat uit meerdere zinsdelen
Slide 6 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Wie doet het? wie of wat + pv
B
maak de zin vragen
C
dit zijn de werkwoorden
D
wie/wat geef ik
Slide 7 - Quizvraag
We gaan de lesstof van gisteren herhalen, omdat we deze vandaag nodig hebben.
Benoem de persoonsvorm(en) en het onderwerp(en)
Benoem de persoonsvorm(en) en het onderwerp(en)
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de juiste combinatie?
Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste combinatie?
Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de juiste combinatie?
Ik zie twee muizen, als ik goed kijk.
Ik zie twee muizen, als ik goed kijk.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + BZ
D
BZ + HZ
Slide 14 - Quizvraag
Heb je je lesdoel behaald en kun je nu zelfstandig aan het werk?
A
Ja, ik kan zelfstandig aan het werk
B
Nee, ik wil graag extra instructie
