H6 Grammatica Woordsoorten AR1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Woordsoorten op een rij

Grammatica woordsoorten op een rij

Bepaald lidwoord (blw): de, het          Onbepaald lidwoord (olw): een

Zelfstandig naamwoord (ZN): mensen, dieren, dingen + namen

alles waar je de/het/een voor kunt zetten

Bijvoeglijk naamwoord (BN): zegt iets over het ZN, mooie/grote

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw): wijst een persoon aan: ik, jij, zij

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw): geeft een bezit aan: mijn, jouw, onze

Zelfstandig werkwoord (ZWW): zie je meteen wat iemand doet: lopen, fietsen

Koppelwerkwoord (KWW): koppelt het ww aan het onderwerp: vast rijtje: lijken, schijnen etc.

Hulp werkwoord (HWW): helpt het gezegde maken: worden, kunnen

Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw.): Deze, die, dit, dat, zo'n

Vragend voornaamwoord (vr.vnw): Wie, wat, welke, wat voor

Aan het eind van de les.....

• kan ik een voorzetsel benoemen in een zin.
• kan ik een bijwoord benoemen in een zin.

Voorzetsel

Kastwoordjes

Geeft plaats, tijd , reden/oorzaak aan

Staat voor een voornaamwoord, zelfstandig naamwoord,

Plaats: in de schuur, te Nijmegen, op het dak, bij mij.

Tijd: tijdens de pauze, gedurende de oorlog, na de les.

Reden/oorzaak: vanwege de dichte mist, door de kredietcrisis.

Maak een zin met een voorzetsel

VOORZETSEL

Op

de

Domtoren

in

Utrecht

heb

je

een

prachtig

uitzicht.

Voorzetsel

Soms is een voorzetsel deel van een uitdrukking.

Bv. Iemand op zijn nummer zetten, Iets achter de hand 

houden.

Let op: een deel van een splitsbaar werkwoord (aankijken, namaken, uitzwaaien) noem je geen voorzetsel! Dit hoort namelijk bij het werkwoord.

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 

Werkwoord

Voorzetsel

Rust

maar

lekker

uit

tijdens

de

vakantie.

Wat zijn voorzetsels?

1. de, het, een
2. in, voor, achter
3. raam, deur, wand
4. voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Bijwoord

Geeft plaats, tijd, (on)zekerheid, ontkenning aan.

Vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, wanneer

Een bijwoord zegt iets over:

een hele zin, een werkwoord (hard fietsen),
een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi),
een ander bijwoord (heel erg mooi)

Een bijwoord zegt iets over:

1. een werkwoord
2. een bijvoeglijk naamwoord
3. een bijwoord
4. een zelfstandig naamwoord

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?

Julia kan prachtig zingen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

vragend voornaamwoord

bijwoord

waarom

waar

wat voor (een)

welke

wat

wanneer

hoe

wie

bijvoeglijk naamwoord (BN)

bijwoord (BW)

De

burgemeester

moest

hard

lopen

naar

de

dichtsbijzijnde

bushalte.

Wat kies je?

Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.

Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken

Opdracht deze les

NL Online

H5 Grammatica: aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

afmaken (opdr. onder 60% verbeteren!)

H6 grammatica: voorzetsel en bijwoord

Klaar? 

Check of je alle opdrachten boven de 60% hebt gescoord. 

Daarna kun je gaan oefenen voor de toets!

Ik kan een voorzetsel en bijwoord in een zin herkennen.

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

H6 Grammatica: 

voorzetsel en bijwoord