Herhaling klas 1: 12.1 & 12.2 & 12.3

12.1 - 12.3 herhalen Rekenen 
met variabelen
SPOORBOEKJE
5 min - Lesdoel uitleggen
10 min - Uitleg: 
                 12.1 - 12.3
30 min - Oefenvragen 
   
10 min - HW
12.1 – 1, 2, 3, 4 
12.2 – 8, 9, 12, 13 
12.3 – 15 t/m 20 
exit ticket


Wat heb je nodig? pen, potlood, gum, schrift, leerboek, geodriehoek
           
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

12.1 - 12.3 herhalen Rekenen 
met variabelen
SPOORBOEKJE
5 min - Lesdoel uitleggen
10 min - Uitleg: 
                 12.1 - 12.3
30 min - Oefenvragen 
   
10 min - HW
12.1 – 1, 2, 3, 4 
12.2 – 8, 9, 12, 13 
12.3 – 15 t/m 20 
exit ticket


Wat heb je nodig? pen, potlood, gum, schrift, leerboek, geodriehoek
           

Slide 1 - Tekstslide

planning
maandag s.o.
mm

Slide 2 - Tekstslide

H12 Rekenen met variabelen

Slide 3 - Tekstslide

12.1 & 12.2 & 12.3
Wat gaan we deze les leren:
  • Hoe je formules korter schrijft door gelijksoortige termen samen te nemen
  • Hoe je formules korter schrijft door factoren met elkaar te vermenigvuldigen.
  • Hoe je bij formules met machten de termen herkent.


Slide 4 - Tekstslide

voorkennis (rekenvolgorde)
regels van volgorde:

1. haakjes wegwerken
2. machtsverheffen (kwadrateren)
3. vermenigvuldigen/ delen
4. optellen/ aftrekken

Slide 5 - Tekstslide

voorkennis (onbekende variabele)
Bereken de onbekende variabele:
a) h =  5 x ( 1 + 3 )                                           1. haakjes wegwerken
     h = 5 x 4                                                       2. vermenigvuldigen
     h = 20                       

b)  p = 8 - 2 ( 6 - 3) =                                     1. haakjes wegwerken
      p = 8 - 2 x 3 =                                            2. vermenigvuldigen
      p = 8 - 6                                                       3. aftrekken
      p = 2
     

Slide 6 - Tekstslide

Voorkennis (vereenvoudigen)
Soms moet je een formule eerst vereenvoudigen.
1.  k = 2a + 3a - a - a + 2a 
Je mag alleen dezelfde letters bij elkaar optellen en/of aftrekken.
dan wordt de formule   k =5a

2. m =  5a + 2p + p + 4a - 3a + 4p =
appels bij appels en peren bij peren optellen!
    m = 6a + 7p


Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis (vergelijking)
Een formule kun je uitrekenen als je 1 onbekende weet. Het is dan een vergelijking.
Bereken de uitkomst van y als x = 5
formule:  y = -3 ( 4 - x ) + 7                1. vervang de x voor het getal 5
                   y =  -3 ( 4 - 5 ) + 7               2. haakjes weg
                   y =  -3  x   -1 + 7                   3. vermenigvuldigen
                  y  =    3 + 7                              4. optellen
                  y = 10

Slide 8 - Tekstslide

schrijf korter op:
K = 3a + 6a - 2t - 3a + 4t + 3a
A
K = 9a + 2t
B
K = 6a - 2t
C
k = 9a + 6t
D
k = 6a + 2t

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf korter
q = 7a + 12 a + 3
A
q =22a
B
q = 19a + 3
C
q = 18a + 3
D
q = 19a

Slide 10 - Quizvraag

schrijf korter
t = 4d - 6d + 2g
A
t = 10d + 2g
B
t = 10d -2g
C
t = -2d + 2g
D
t = -2d -2g

Slide 11 - Quizvraag

schrijf korter
m = 7z - 7 - 9z + 11c
A
m = -9z + 11c
B
m = -2z +11c -7
C
m = 2z + 11c - 7
D
m = -2z + 11c +7

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de omtrek ?
A
omtrek = 4x + 2h
B
omtrek = 2x + 4h
C
omtrek = x = h
D
omtrek = 4h + 2x

Slide 13 - Quizvraag

bereken de omtrek als h=2 en x=3
A
18
B
15
C
20
D
16

Slide 14 - Quizvraag

bereken de omtrek als h =6 en x = 5
A
34
B
27
C
32
D
42

Slide 15 - Quizvraag

Joris wil een soundbar kopen
dit is de formule van zijn bankrekening
B = 150 + 25a
B= het bedrag in euro's en a=het aantal maanden
Wat is de betekenis van 150 in de formule?


A
De prijs van de soundbar
B
het bedrag dat hij wil sparen
C
het bedrag dat al op de rekening staat
D
het bedrag dat hij per maand spaart

Slide 16 - Quizvraag

Jan wil ook een soundbar kopen. Hij heeft al 60 euro op zijn bankrekening staan en hij spaart elke maand 15 euro.
Wat is de formule die hoort bij de bankrekening van Jan?

A
B = 15 + 60a
B
B = 60 + 15a
C
B = 60 + 15
D
B = 60a + 15a

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

12.2 vermenigvuldigen

Slide 19 - Tekstslide

12.2 Vermenigvuldigen
Wat gaan we deze les leren:
  • Hoe je formules korter schrijft door factoren met elkaar te vermenigvuldigen.


Slide 20 - Tekstslide

Variabelen
zijn enkel letters die later omgezet kunnen worden tot een getal
bv: formule is    P = 3a
Bereken P  als a = 5
P = 3 x 5 = 15

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf korter:
2a + 3b  --> kan niet korter

Je mag letters
alleen optellen en aftrekken 
als ze van dezelfde soort zijn. Dus appels bij appels en peren bij peren

Slide 22 - Tekstslide

Formules korter schrijven

Gelijksoortige termen kunnen worden samengenomen.

Termen met dezelfde variabelen: 5a + 6a wordt 11a

Termen met verschillende variabelen kunnen 

NIET worden samengenomen, 

bijvoorbeeld 6a + 3q 

kun je niet samen nemen 


Slide 23 - Tekstslide

Formule vereenvoudingen
Rekenen met variabelen. 

Berekening:

Herleiden:
4+4+4=34=12
a+a+a=3a=3a

Slide 24 - Tekstslide

De formule
zo kort mogelijk is:
p=3q+42q
A
p=5q+4
B
p=q+4
C
p=5q
D
Kan niet korter

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf korter:
a+2a+b+3a+5b-b=
A
6a+5b
B
6a+4b
C
5a+6b
D
5a+4b

Slide 26 - Quizvraag

De formule
zo kort mogelijk is:
t=4a2c+3a
A
t=5a
B
t=5c
C
t=7a-2c
D
Kan niet korter

Slide 27 - Quizvraag

Vermenigvuldigen
Bij optellen en aftrekken moet het van dezelfde soort zijn. 
Bij vermenigvuldigen hoeft dat niet! Denk aan een blender en maak een smoothie.
2a x 2p =
2 x a x 2 x p = 4 ap
van 2 ons appels en 2 ons peren maak je 
4 ons appel/peren smoothie.

Slide 28 - Tekstslide

Bij het vermenigvuldigen geldt:

Getallen x getallen

Letters x letters, waarbij kwadraten ontstaan


2  x  v  x  v =


3  x  4  x  r  x  r =  

2v2
12r2

Slide 29 - Tekstslide

a=1 ?

Slide 30 - Tekstslide

Vermenigvuldigen met variabelen

4 x 4 =


dus


b x b =

42
b2

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

schrijf de formule zo kort mogelijk
formule y = 7g x 5
A
y = 5g + 7
B
y = 35g
C
g = y + 35
D
y = 12g

Slide 33 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk
formule: C = 6t x 0,5t
A
C=3t2
B
C=30t
C
C=30t2
D
C=3t

Slide 34 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk
Q = 3p x 10p
A
Q=30p
B
Q=13p2
C
Q=13p
D
Q=30p2

Slide 35 - Quizvraag

12.3 Gelijksoortige termen en machten
  • Lesdoel: Herkennen van gelijksoortige termen bij machten. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag
12.1:    1, 2, 3, 4
12.2:   8, 9, 12, 13
12.3:   15 t/m 20


Slide 38 - Tekstslide

exit ticket
opdracht 20 van het laatste blad

Slide 39 - Tekstslide