Être

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

• Voca

La roue

Vervoeg het werkwoord être.

être

=

  zijn

Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

sommes

sont

suis

êtes

es

est

Être = zijn

je suis = ik ben

tu es = jij bent

il est = hij is

elle est = zij is

on est = men is, wij zijn

nous sommes = wij zijn

vous êtes = jullie zijn, u bent

ils/elles sont = zij zijn

Être - Attention!

Hij is gelukkig. = Il est heureux.

Yves is gelukkig. = Yves est heureux.

Zij zijn gelukkig. = Ils sont heureux.

Mara et Thom zijn gelukkig. = Mara et Thom sont heureux.

Wij zijn vriendinnen. = Nous sommes amies.

Joyce en ik zijn vriendinnen. = Joyce et moi sommes amies.

La roue

Vervoeg het werkwoord être.

Elle ... une fille.

1. es
2. est

Je ... Pierre.

1. suis
2. sont

Nous ... à l'école.

1. sommes
2. êtes

Maxime et Claire ... des amies.

1. sont
2. est

Vous ... français?

Tu ... mon ami.

Non, je ... néerlandais.

Pierre ... grand.

Être

Ander werkwoord

Je suis française

Il est espagnol

Tu es néerlandais.

Elle va à l'école.

Je m'appelle.

Vous êtes anglaise

Paul sort le samedi.

merci

1. dankjewel
2. alsjeblieft

Vertaal: Hij is een jongen.

Vertaal: Ik woon in Veldhoven.

l'amie

1. de vriend
2. de vriendin

oui

1. ja
2. nee

mon frère

1. mijn broer
2. mijn zus

mogelijk

1. possible
2. comment
3. comme
4. merci

Vertaal: Hoe gaat het?

Vertaal: Dat is een meisje.

Vertaal: Hoi, hoe gaat het?

Hoe goed vond je dit gaan?
Geef jezelf een cijfer van 1-10.