Unité 6 Émotions

Unité 6
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unité 6

Slide 1 - Tekstslide

Lisez
Page 88 & 89
+
Réponds aux questions. 

Vlog ex 1 et 2

Slide 2 - Tekstslide

Écouter
1. In 1961 heeft Jacques Brel Ne me quitte pas ook in het Nederlands gezongen. Wat was toen de titel?
2. Kijk op www.cestlagreve.fr en zoek op wat de eerstvolgende stakingen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zeg je tegen een Franse jongen of meisje dat je van hem/haar houdt?
A
Je t'aime.
B
Je t'aime bien.
C
Je te déteste.
D
Tu m'énerves.

Slide 4 - Quizvraag

Tegen wie zeg je in Frankrijk mon lapin (mijn konijn)?
A
tegen je vader of moeder
B
tegen je vriendje of vriendinnetje
C
tegen je zoon of dochter

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans: liefde op het eerste gezicht?
A
Avoir le coup de foudre.
B
Avoir une faim de loup.
C
Avoir une peur bleue.

Slide 6 - Quizvraag

Vlog 1e keer kijken
Let op non-verbale informatie.
1. Wat kun je afleiden uit de manier waarop Jacob het huis van Julien binnenstormt?
Noem drie dingen waaraan je dat kunt zien of horen.

tip
Soms helpt non-verbale informatie om gesproken Frans te begrijpen: gezichtsuitdrukking en gebaren, maar ook zinsmelodie, toonhoogte, achtergrondgeluiden en ondersteunend beeld.

2.Wie bedenkt er een oplossing voor Jacobs probleem?

Slide 7 - Tekstslide

Vlog 2x kijken
1. Julien is verrast door een sms'je van Jacob want
A het is vroeg en Julien moet nog ontbijten.
B Jacob komt altijd langs zonder te vragen.
C Julien dacht dat Jacob met vakantie was.

2. Vandaag is Julien een beetje uit zijn humeur omdat
A het het einde van de vakantie is.
B hij ruzie heeft met een paar leraren.
C zijn schoolvriend Jacob vandaag niet langs kan komen.

3. Jacob is boos op zijn ouders omdat
A hij geen games mag spelen op zijn kamer.
B hij niet naar Julien toe mag.
C ze altijd ontevreden over hem zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Vrai ou faux
Choisis vrai ou faux.
a. De ouders van Jacob maken vaak ruzie.

b. De ouders van Jacob werken altijd.

c. De ouders van Jacob geven hem veel vrijheid.

d. Jacob moet steeds het hele huis schoonmaken.

e. Jacob is boos op Julien.

Slide 9 - Tekstslide

Open vraag
1. Hoe kan Jacob het weer goed maken met zijn ouders?
Jacob mag zijn ouders... .

2. Als Julien en Jacob gaan gamen, zegt Julien: « C'est fait pour ça, les amis. »
Hoe zou je dat in het Nederlands zeggen?

Slide 10 - Tekstslide

Les devoirs
Leren apprendre 1
maken ex 3 en 4

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Imparfait of passé composé?
Deze tijden gebruik je allebei om iets van het verleden uit te drukken, toch is er een verschil:
1. de imparfait gebruik je voor een gewoonte of een beschrijving in het verleden.
Quand j'étais petit, je jouais avec les LEGO (toen ik klein was, speelde ik met LEGO)
2. de passé composé: gebruik je voor een actie in het verleden
Hier, j'ai joué au tennis avec mon voisin (gisteren heb ik getennist met mijn buurman)

Slide 14 - Tekstslide

Vertaal:
Ik heb gesproken
A
Je parlé
B
Je suis parlé
C
J'ai parlé
D
J'ai parler

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

"Ils parlent" in de imparfait:
A
Ils parlaient
B
Ils parlions
C
Ils parlait
D
Ils parliez

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

"Tu es gentil" in de imparfait:
A
Tu ésais gentil
B
Tu étais gentil
C
Tu étions gentil
D
Tu était gentil

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de imparfait
il (travailler)
A
il travaillais
B
il travaillait
C
il travaillerais
D
il travaillerait

Slide 21 - Quizvraag

Nous parlons français.
(imparfait
A
nous parlons français.
B
Nous parlions français.
C
Nous parliez français.
D
Nous parler francá

Slide 22 - Quizvraag

Maak
16a, 16b1 t/m 4 en 16b.2 t/m 4. 
leren apprendre 1,2,4. 

Slide 23 - Tekstslide

Lisez exercice 17
Beantwoord de vraag en leg uit waarom. 

Slide 24 - Tekstslide

Exercice 24
Maak 24 in tweetallen 

25 alleen

Slide 25 - Tekstslide

Hoe voel jij je vandaag? Antwoord met een emoji.

Slide 26 - Open vraag

Une journée catastrophe
Lezen, page 113
Beantwoord de :
wie, wat waar, waarom, wanneer? 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Les devoirs
leren voca un 6. 

Slide 30 - Tekstslide

Lire extra page 123
Kies 1 ster, 2 ster of 3ster opdrachten

Slide 31 - Tekstslide

Muziekbingo start

Slide 32 - Tekstslide

H2F - Semaine 24 - Cours 1
Le programme d'aujourd'hui (3ème heure)
  • Faire un mémorie
  • Unité 6.2 - Lire: Faire exercice 3, 4, 5
  • Les devoirs
  • Fin du cours: Lesdoel check 
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik een sollicitatiegesprek voeren voor een vakantiebaantje in Frankrijk;
  • ... kan ik benoemen wat het verschil is tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord.
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik de hoofdlijn van eenvoudige teksten op een forum begrijpen.
  • ... kan ik tenminste 5 Franse emoties benoemen. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Unité 6.2: Lire
Vous allez faire en duo:
  • Exercice 3 - Lisez & associez les mots et les émotions.
  • Exercice 4 - Lisez les phrases et traduisez les mots. 

Vous allez faire individuel: 
  • Exercice 5 - Lisez le texte et répondez aux questions
  • Exercice 6 - Lisez les textes et répondez aux questions

Les devoirs:
Faire: Exercice 3,4,5 + Apprendre: voca voor de toets (un3+un6)
Aan het einde van deze les...
  • ... kan ik de hoofdlijn van eenvoudige teksten op een forum begrijpen.
  • ... kan ik tenminste 5 Franse emoties benoemen. 

Slide 35 - Tekstslide

Lees deze tekst
Maak 5 vragen en antwoorden, in tweetallen.
Blz 123 in je tekstboek. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link